Beperkingen van het vrijwillige vasten
Het vrijwillige vasten wordt op de twee ‘ Id –dagen bepaaldelijk verboden. Het is ook verboden dat vrijdag speciaal voor het vrijwillige vasten wordt gekozen. Men kieze ook niet speciaal een dag of twee voor de maand Ramadan. Andere beperkingen zijn dat men zich niet daarin begeve indien het de vervulling van andere plichten waarschijnlijk in de weg staat. Er is in de Islam geen ascetisme en niemand zover gaan dat zijn wereldse plichten ter wille van godsdienst oefeningen verzuimt. De godsdienst is bedoeld om de mens in staat te stellen een beter leven te leiden en het vrijwillige vasten worde slechts ondernomen als het doel is de mens daartoe in staat te stellen. Dit wordt duidelijk aangetoond in het verhaal van Abu Darda en Salman, tussen wie de Heilige Profeet een broederschap was tot stand gebracht. Salman bracht een bezoek bij Abu Darda en zag diens vrouw in verwaarloosde toestand. Toen haar naar de reden daarvan gevraagd werd, antwoordde zij dat Abu Darda een asceet was geworden. Toen deze thuiskwam en het maal werd opgediend, weigerde hij te eten omdat hij vastte. Salman zeide dat hij eerst dan het eten zou gebruiken als Abu Darda at; daarom at hij en verbrak het vasten. Toen de nacht inviel en Abu Darda na een korte rust wakker werd, verzocht Salman hem te blijven slapen, en toen het laaste gedeelte van de nacht was aangebroken verrichtten beiden het Tahadjdjud- gebed. Toen zei Salman tegen Abu Darda: “Waarlijk, gij hebt een plicht jegens uw Heet te vervullen en gij hebt een plecht jegens uzelf te vervullen en gij hebt een plicht jegens uw vrouw en uw kinderen te vervullen”. En toen dit aan de Heilige Profeet werd medegedeeld, keurde hij hetgeen Salman gezegd en gedaan had goed (Bukhari 30:51) Hier wordt de man verboden te vasten ter wille van de vrouw. Evenzo begeve de vrouw zich zonder de vergunning van haar man niet in het vrijwillige vasten (Bukhari 67:85) En zoals de gastheer in het hierboven geciteerde voorbeeld het vasten ter wille van zijn gasten verbrak, zo onderneem de gast, volgens een zekere hadith, geen vrijwillig vasten zonder de vergunning van de gastheer.
Het vasten tot verzoening
Het vasten wordt ook aanbevolen tot verzoening bij de overtreding van zekere geboden. De in de Heilige Qor’aan vermelde soorten van vasten tot verzoening zijn:
1. twee maanden achtereen vasten wanneer een Moslim een andere Moslim bij vergissing heeft gedood en de doder geen voldoende middelen heeft om een slaaf vrij te laten. (4:93)
2. Twee maanden achtereen vasten wanneer de man de vrouw verstoot en niet de middelen heeft een slaaf vrij te laten. (58:4,5)
3. Drie dagen vasten voor het afleggen van een eed waardoor men zichzelf van iets wettig berooft, wanneer men niet in staat is een slaaf vrij te laten of tien armen te spijzigen. (5:90)
4. Vasten zoals het twee rechters is beslist, voor het doden van wild terwijl men op bedevaart is, subsidiair het spijzigen van de armen. (5:96)
De Hadith vermeldt een vasten gedurende twee achtereenvolgende maanden tot verzoening, indien het vasten gedurende de maand Ramadan opzettelijk wordt verbroken. (Bukhari 30:30) Dit was het geval bij een persoon die echtelijk omgang had met zijn vrouw, terwijl hij in de maand Ramadan vastte. De Heilige Profeet zei hem dat hij een slaaf moest vrijlaten. Toen de Heilige Profeet werd gezegd dat hij er te arm voor was vroeg hij hem of hij twee maanden achtereen kon vasten, maar hij gaaf een ontkennend antwoord. Toen werd hem gevraagd of hij zestig armen kon spijzigen en hij zei weer: “Neen” . Daarop wachtte de Heilige Profeet tot er een zak met dadels zou komen die uit barmhartigheid zou worden weggegeven. De Heilige Profeet gaf hem aan de verbreker van het vasten teerwijl hij hem zei dat hij de dadels barmhartigheidshalve moest weggeven. Hij zei echter dat er in Medina niemand armer was dan hij, waarop de Heilige Profeet hartelijk begon te lachen en hem de zak met dadels voor eigen gebruik liet nemen. Dit toont aan dat het vasten tot verzoening gedurende twee maanden slechts was bedoeld om de overtreder berouw over zijn overtreding te doen gevoelen.
Abu Huraira was echter van mening dat de daad van het niet vasten gedurende een dag in de maand Ramadan niet weer goed gemaakt kon worden, ook al vastte de persoon zijn gehele leven lang; anderen (Sha’bi, Ibn Djubair, Qatada, enz.) waren van oordeel dat de verzoening voor het niet vasten gedurende een dag eenvoudig het vasten op een dag later was. (Bukhari 30:29)