Personen die niet mogen vasten
Het bevel tot vasten wordt slechts voor degenen vastgesteld die van de intrede van de maand getuigen: ‘man shahida min kum ash shahra”. Het werkwoord ‘shahida’ komt van de infinitief ‘shahada’ hetgeen ‘het afleggen van getuigenis’ betekent; het vasten wordt dus alleen degenen opgelegd die van de intrede der maand getuigen. Het is duidelijk dat alle mensen die op plaatsen wonen waar de verdeling van het jaar in twaalf maanden niet bestaat, niet in het bevel zijn begrepen. In hun geval is het vasten niet verplicht. Mensen die vrijgesteld zijn worden, hetzij in de Heilige Qor’aan of in de Hadith, afzonderlijk vermeld: “Wie onder u ziek is, of op reis, vaste een aantaal andere dagen; er is een losprijs voor hen die niet kunnen vasten: het voeden van een arme”. (2:185). Er is geen absolute vrijstelling voor de zieken en de reizigers; zij moeten naderhand vasten waneer de ziekte geweken of de reis volbracht is, maar er kunnen zich gevallen voordoen van langdurige ziekte of voortdurende reis en zulke personen mogen een lossing treffen door een arme voor iedere verzuimde vastendag te voeden. De Hadith breidt dit verder uit en geeft een verlichting aan zekere categorieën van mensen die wegens het een of andere onvermogen van lichamelijke aard niet tot vasten in staat zijn. Er wordt verhaald dat Anas een arme placht te spijzigen toen hij te oud werd om te vasten en Ibn’ Abbas zou van oordeel zijn geweest dat de woorden “ er is een losprijs voor degenen die niet kunnen vasten” betrekking hebben op oude mannen en vrouwen en zwangere vrouwen en vrouwen die een kind zogen en dat allen van hen het vasten mogen verbreken – de laatste twee slechts wanneer zij voor het kind vrezen – en in plaats daarvan een arme spijzigen. Deze mening werd ook gedeeld door Hassan en Ibrahim. Men merkte op dat de grondgedachte is dat niemand een last wordt opgelegd die hij niet kan dragen. Het geval van oude mensen die door ouderdom verzwakt geworden is zeer duidelijk, terwijl de vergunning tot het treffen van een lossing in het geval van zwangere en zogende vrouwen is toe te schrijven aan het feit dat het vasten zowel het nog ongeboren kind of de zuigeling als de vrouw zelf kan schaden en aangezien zij waarschijnlijk gedurende een voldoende lange tijd in deze toestand zal blijven, wordt zij in het genot gesteld van de verlichting.
Ziekelijke personen en degenen die te wak zijn om de last te dragen worden als zieken behandeld. Ibn Taimiya breidt het beginsel dat het vasten als men ongemakken heeft te doorstaan op een later tijdstip kan worden gesteld, verder uit en is van oordeel dat degenen die oorlog voeren niet kunnen vasten ofschoon zij niet op reis zijn, want, voegt hij er aan toe, de ongemakken van de oorlog zijn groter dan die van de reis. Aan de hand daarvan kan worden betoogd dat in onvermijdelijke gevallen van zeer zware arbeid, zoals het binnenhalen van de oogst, aan degenen die zo’n arbeid verrichten de keuze kan worden gelaten het vasten uit te stellen. Het is nogal moeilijk om de grenzen van ziekte of reis scherp aan te geven. ‘Ata was van mening dat een persoon, aan welke ziekte hij ook leed, licht of zwaar, recht hand op het genot van de uitzondering. Maar men is algemeen van oordeel dat slechts die ziekten onder de uitzondering vallen welke waarschijnlijk nadeel zullen veroorzaken. Wat betreft de reis staat er omtrent de grens daarvan niet van de Heilige Profeet vermeld. Een zekere Gezel, Dihiya, zou naar een dorp hebben gereisd dat ongeveer drie mijlen van zijn eigen plaats lag en het vasten hebben verbroken. Sommige personen volgden zijn voorbeeld, maar anderen niet. Maar men is van oordeel dat de voorgenomen reis er een moet zijn die meer dan een dag, d. w. z. vier en twintig uren duurt, volgens anderen moet ze meer dan twee dagen duren, en weer anderen achten het noodzakelijk dat ze minstens drie dagen duurt. Maar wanneer de reis werkelijk begint kan het vasten worden verbroken, over welke afstand de reis ook moge gaan. Zo wordt van Abu Basra Ghifari, een Gezel van de Heilige Profeet, verhaald dat hij een boot nam van Fustat naar Alexandrie en het vasten verbrak terwijl de gebouwen van Fustat nog niet uit het gezicht waren verdwenen. De uitzondering betreffende de ziekte en de reis kan worden verklaard in de zin van een ziekte of een reis die het voorwerp daarvan ongerief veroorzaakt, daar op de uitzondering de woorden volgen: “Allah wenst gemak voor u en geen ongemak”. (2:186) De vergunning tot het verbreken van het vasten wegens ziekte of een reis is, zoals de bovenaangehaalde woorden duidelijk maken., ten gerieve van de persoon bedoeld die de vastenplicht moet vervullen. Er is evenwel een zeer gedecideerde mening dat men van de door God geschonken vergunning gebruik moet maken zoals de reiziger in het geval van het gebed zijn gebed moet bekorten. Het geval van het gebed het vasten staan echter niet op een lijn, want indien het vasten wordt verbroken, moet het aantal dagen later worden volgemaakt, terwijl bij het gebed op de reiziger geen verplichting rust wanneer de reis is volbracht. Het is derhalve aan de zieken en de reizigers te vasten indien zij het niet te zwaar vinden, of van de vergunning gebruik te maken en het vasten te verbreken. Het veroorlovend karakter der woorden van de Heilige Qor’aan’ weerspiegelt zich in vele der betrouwbaarste Hadith’s. Er zijn Hadith’s die aantonen dat de Heilige Profeet zelf gedurende een reis vastte (Bukhari 30:33) In een Hadith wordt gezegd dat op een zekere reis op een snikhete dag slechts de Heilige Profeet en Ibn Rawaha vastten (Bukhari 30:35) Andere Hadith’s tonen aan dat toen een zeker persoon deHeilige Profeet vroeg of hij het vasten gedurende een reis al of niet moest verbreken _ hijzelf was tot vasten genegen_, de Heilige Profeet antwoordde “Vast, zo gij wilt en verbreek het vasten, zo gij wilt”(Bukhari 30:33).
Anas verhaalt dat zij met de Heilige profeet plachten te reizen en dat degenen die vastten geen aanmerkingen maakten op degenen die het vasten verbraken, en degenen die het verbraken evenmin aanmerkingen maakten op degenen die vastten (Bukhari 30:37). Er is ongetwijfeld een gezegde van de Heilige Profeet luidende dat “het gen deugd is op reis te vasten’, maar deze woorden werden tot iemand gezegd die wegens het vasten in grote nood verkeerde om wie de mensen zich verzamelden om hem te beschaduwen (Bukhari 30:36) Bukhari geeft aan dit hoofdstuk de veelbetekenende titel: “Het zeggen van de Heilige profeet tot hem, die met een schaduw werd beschermd terwijl de warmte drukkend was: Het is geen deugd op reis te vasten”, hetgeen klaarblijkelijk betekent dat men niet moet vasten als men het te zwaar vindt. Er is een zeer groot aantal Hadith’s over dit onderwerp en sommige hiervan schijnen met andere in tegenspraak te zijn, maar het merendeel der getuigenissen is aan de zijde dat het aan de persoon is te vasten of het vasten te verbreken.