Samenvatting Vrijdagpreek 2 oktober 2020 – Heren van uitmuntenheid : Obaida Ibn Jarrah (ra)

Résumé du Sermon du vendredi 2 octobre 2020

Vrijdagspreek 2 Oktober 2020

Gegeven door Hazrat Khalifatul Masih Al-Khamis (a.b.a.)

Na Tashahhud, Ta’awwaz en de recitatie van Soerah Al-Fateha, zei Huzur-e-Anwar:

De volgende Badri Sahabba (metgezel van de Heilige Profeet (vzmh)) die ik zal bespreken is Hazrat Abu Obaida bin Jarrah (ra). Zijn naam was Amir bin Abdullah en zijn vader heette Abdullah bin Jarrah. Zijn moeder heetteAmaima bint Ghanam. Hazrat Abu Obaida (ra) was een lid van de Quraish stam die bekend stond als Banu Harris bin Fahar. Hij was één van de tien metgezellen die tijdens hun leven door de Heilige Profeet (vzmh) verteld werden dat ze naar de Hemel zouden gaan. De Heilige Profeet (vzmh) zei ooit over Hazrat Abu Obaida (ra) dat, “Elke natie heeft haar Amin (bewaarder) en de behouder van mijn Ummah is Abu Obaida bin Jarrah”.

Wanneer de stam van Najraan de Heilige Profeet (vzmh) verzocht om hen iemand te sturen om hen over de Islam te onderrichten stuurde de Heilige Profeet (vzmh) Hazrat Obaida (ra). Hij zei ook tegen de mensen van Najraan, “Ik wou inderdaad de persoon naar jullie sturen die een Amin (behouder) is, die jullie recht zal vervullen om compleet en met volstrekte eerlijkheid te worden onderwezen”.

Volgens een gezegde werd Hazrat Aisha (ra) ooit gevraagd dat, als de Heilige Profeet (vzmh) een opvolger benoemd zou hebben, wie zou het zijn geweest? Hazrat Aisha (ra) noemde drie personen; Hazrat Abu Bakr (ra), Hazrat Umar(ra) and Hazrat Obaida bin Jarrah (ra). Op gelijke wijze werd Hazrat Aisha (ra) ooit gevraagd wie de Heilige Profeet (vzmh) het meeste liefhad en ze antwoordde Hazrat Abu bakr (ra), en na hem Hazrat Umar (ra) en als derde Hazrat Obaida bin Jarrah (ra).

Voor zijn overlijden had Hazrat Umar(ra) gezegd, “Zou Abu Obaida vandaag in leven zijn geweest zou ik hem tot Kalief na mij benoemd hebben”. Op gelijke wijze, na het overlijden van de Heilige Profeet (vzmh), zei Hazrat Abu Bakr (ra) tegen de mensen, “We moeten bai’at doen aan de hand van Hazrat Umar (ra) of Hazrat Abu Obaida (ra)”.

Wanneer Hazrat Abu Obaida (ra) de Islam aanvaard had werd hij ernstig gemarteld door zijn vader. Als gevolg daarvan moest hij naar Habsha migreren. Hazrat Abu Obaida (ra) had deelgenomen aan alle Islamitische veldslagen aan de zijde van de Heilige Profeet (vzmh). Tijdens de Slag van Badr was hij 41 jaar oud. Tijdens deze veldslag probeerde de vader van Hazrat Abu Obaida (ra) hem meerdere keren te doden, maar Hazrat Abu Obaida (ra) bleef zichzelf van hem weghouden en kwam niet oog in oog te staan met hem omdat hij zijn eigen vader niet wou aanvallen. Uiteindelijk, wanneer hij zag dat zijn vader hem niet met rust wou laten, had hij met liefde in zijn hart voor de enige en ware God en geheel onwillig zijn eigen vader gedood. De Heilige Profeet (vzmh) had hem ook als Emir gestuurd naar andere gevechten dan de veldslagen waaraan hij zelf had deelgenomen.

Op het einde van zijn preek zei Huzur-e-Anwar“bid veel voor de Ahmadi’s in Pakistan. Moge Allah hen veilig houden van de wandaden van maulvis (religieuze geestelijken). De politieke leiders mogen niet vergeten dat als zij de maulvis op dezelfde manier blijven volgen, dit zeer zeker tot hun ondergang zal leiden “.