Samenvatting Vrijdagpreek 11 Dec 2020 – Heren van Uitmuntenheid : Hazrat Ali (ra)

Résumé du Sermon du vendredi 11 Decembre 2020

KJ-Summary-EN-20201211           KJ-Summary-UR-20201211

Samenvatting vrijdagspreek 11 december 2020

Gegegeven door Hazrat Khalifatul Masih Al-Khamis (a.b.a.)

 

Na Tashahhud, Ta’awwaz en de recitatie van Soerah Al-Fatehah, sprak Hazrat Khalifatul Masih (aba) verder over Hazrat Ali (ra):

Hazrat Khalifatul Masih (aba) sprak over de dapperheid en moed van Hazrat Ali (ra) bij de gelegenheid van de Slag van Uhud. Toen kwam de engel Gabriël naar de Heilige Profeet (vzmh) en zei over Hazrat Ali (ra) dat hij zeker sympathie waard was. De Heilige Profeet (vzmh) zei, “zeker, hij hoort mij toe en ik hem”. De engel Gabriël antwoordde daarop, “inderdaad, ik behoor jullie allebei toe”.

Tijdens de Slag van Uhud waren de Mekkanen ervan verzekerd zij de Heilige Profeet (vzmh) hadden gedood. Hazrat Ali (ra) was zijn meester aan het zoeken. Toen hij hem niet kon vinden zei hij, “ik heb hem niet gevonden onder de martelaren en de Heilige Profeet (vzmh) zou niet weggelopen zijn, daarom moet God hem tot Zich verheven hebben. Het is dus beter voor mij om tot martelaar herleid te worden terwijl ik met de vijand vecht”. Hazrat Khalifatul Masih (aba) merkte op dat dit zijn immense liefde was voor de Heilige Profeet (vzmh), die reedsvanaf vroege leeftijd begon en zich zijn hele leven bleef manifesteren.

Bij de gelegenheid van het verdrag van Hudaibiyya had Hazrat Ali (ra) geschreven dat dit een verdrag betrof tussen Mohammed Rasulullah (Boodschapper van Allah) en enkele Mekkaansestamleiders.  De Mekkanen tekenden bezwaar op tegen het gebruik van de termRasulullah.Ze zeiden dat, indienzij hemals boodschapper van God hadden aanvaard,zij nu niet tegen hem aan het vechten zouden zijn. De Heilige Profeet (vzmh) aanvaardde hun bezwaar en vroeg Hazrat Ali (ra) om Rasulullah te wissen. Vanwege zijn liefde voor hem antwoordde Hazrat Ali (ra) echter, “Ik zal niet de persoon zijn om deze woorden te wissen”. Daarop wiste de Heilige Profeet (ra) zelf deze woorden zodat het verdrag verzegeld kon worden.

Op de dag van de Slag van Khaibar zei de Heilige Profeet (vzmh), “Vandaag zal ik deze vlag verlenen aan de persoon die geliefd is door Allah, Zijn Boodschapper en alle moslims.” Meerdere metgezellen wilden deze eer opstrijken, waaronder ook Hazrat Umar (ra). Toen de Heilige Profeet (vzmh) Hazrat Ali (ra) zag, wees hij hem deze eer toe. De ogen van Hazrat Ali (ra) waren op dat moment ernstig verwond. De Heilige Profeet (vzmh) bracht zijn eigen speeksel aan op de ogen van Hazrat Ali waaropdeze onmiddellijk waren genezen. Daarop werd het kasteel van Khaibar ingenomen onder leiding van Hazrat Ali (ra).

We vinden een voorval terug dat blijk geeft van de hoge moraal van Hazrat Ali (ra) bij de gelegenheid van de Slag van Khaibar. Na een handgemeen met een bekende krijger had Hazrat Ali (ra) hem overmeesterd en stond hij op het punt om hem te doden, toen de krijgers plots in zijn gezicht spuugde. Hazrat Ali (ra) liet hem gaan. Verbaasd vroeg de krijger aan Hazrat Ali (ra) waarom hij hem niet had gedood? Hazrat Ali (ra) antwoordde daarop, “Ik was met jou aan het vechten ter wille van Allah. Nu je mij hebt bespuugd, vrees ik dat ik je zou doden om mijn eigen woede te stillen in plaats van ter wille van Allah”.

De Heilige Profeet (vzmh) had besloten om Hazrat Ali (ra) achter te laten ten tijde van de Slag van Tabuk, om het volk te beschermen. Hazrat Ali (ra) drukte zijn teleurstelling uit aan de Heilige Profeet (vzmh) dat hij hem niet zou kunnen vergezellen. De Heilige Profeet (vzmh) zei, “Ben je niet tevreden dat je met mij verwant bent zoals de Profeet Aaron (as) met de Profeet Mozes(as), behalve dat er na mij geen profeet is?”.

Tot slot riep Hazrat Khalifatul Masih (aba) iedereen op om te bidden voor de Ahmadi’s van Algerije en Pakistan, dat Allah hun moeilijkheden moge verwijderen. Amin.