Samenvatting vrijdagpreek 01 Dec 2023 – Mohammed (sa): Het grote voorbeeld

KJ-Summary-NL-20231201            KJ-Summary-FR-20231201

KJ-Summary-UR-20231201           KJ-Summary-BN-20231201

 

Samenvatting vrijdagpreek 1 December 2023
Gegeven door Hazrat Khalifatul Masih V (aba)

In de vorige preek benadrukte Huzoor-e-Anwar (aba) het nobele karakter van de Heilige Profeet (sa) tijdens verschillende expedities. Hij verklaarde dat na de Slag bij Badr de behandeling van krijgsgevangenen eerder was uitgelegd. Er is vermeld hoe voorzieningen aan hen werden verstrekt. De gevangenen getuigden zelf hoe hun welzijn werd opgevolgd. Toen het vrijlaten ter sprake kwam, werden ze gemakkelijk bevrijd tegen een eenvoudige losprijs. De reden voor de oorlog met hen was uitsluitend vanwege hun wens om de verspreiding van de religie van Allah tegen te gaan. Principes van oorlogsvoering werden vastgesteld en de fundamentele principes van rechtvaardigheid, eerlijkheid en het vestigen van vrede werden strikt gevolgd.

5:9  O, gij die gelooft, weest oprecht voor Allah en getuigt met rechtvaardigheid. En laat de vijandschap van een volk u niet aansporen, om onrechtvaardig te handelen. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij de vroomheid en vreest Allah, voorzeker, Allah is op de hoogte van hetgeen gij doet.

In het licht van deze leer was het voorbeeld van de Heilige Profeet (sa) allesomvattend. Elk aspect omvattend, legde het de hoogste normen op voor het overbrengen van deze leer. Het nobele karakter van de Heilige Profeet (sa) zal worden belicht met betrekking tot de Slag bij Uhud, ongeveer een jaar na de Slag bij Badr, op de 15e van Shawwal, 3 AH (Hijri), op een zaterdag. Uhud ligt ongeveer 3 mijl van Medina. Tegenwoordig heeft de bevolking van Medina zich uitgebreid tot aan de voet van deze berg, die een roodachtige tint heeft.

De oorzaak van deze expeditie (Slag bij Uhud) was de nederlaag van de Quraish tijdens de Slag bij Badr. Na hun leiders verslagen te hebben bij Badr, besloten ze formeel geld te verstrekken en een leger voor te bereiden om tegen de Heilige Profeet Muhammad (sa) te vechten. Ze boden een aanzienlijke hoeveelheid rijkdom aan, gelijk aan 50.000 dinars, voor deze strijd. Factoren zoals de blokkade van handelsroutes, verliezen in schermutselingen en conflicten, de dood van leiders uit Mekka in Badr en de gevangenneming van 70 polytheïsten hadden hun reputatie en economische situatie aangetast. Ze wilden dit herstellen door hun dominantie te vestigen. Gedreven door wrok, verdriet en brandende woede, besloten ze wraak te nemen. Abu Sufyan, begeesterd door persoonlijke vijandigheid, verlangde naar een grootschalige oorlog tegen de moslims.

De Quraish zetten hun voorbereidingen voor de oorlog verder door omliggende stammen te mobiliseren. Ze stuurden dichters naar verschillende stammen om hen aan te moedigen deel te nemen aan de oorlogsinspanning. Hazrat Abbas (ra), die destijds nog in Mekka was, had via een brief nieuws over de voorbereidingen voor deze oorlog aan de Heilige Profeet (sa) doorgegeven. Hazrat Abi bin Ka’b (ra) las deze brief voor aan de Heilige Profeet (sa), en volgens een overlevering ging de Heilige Profeet (sa) naar het huis van Hazrat Sa’d bin Abi Waqqas en informeerde hem over de brief, waarbij hij hem opdroeg deze informatie vertrouwelijk te houden. De Heilige Profeet (sa) adviseerde ook zijn oom, Hazrat Abbas (ra), om in Mekka te blijven. Hazrat Abbas (ra) hield de Heilige Profeet (sa) op de hoogte van de voorbereidingen voor de oorlog.

De militaire commandant van de Quraish, Abu Sufyan, leidde een leger van 3.000 soldaten vanuit Mekka om Medina aan te vallen. Ondanks pogingen van de Quraish om Hazrat Abbas (ra) te betrekken bij de voorbereidingen voor de oorlog, zag hij af van deelname . Enkele vrouwen van de Quraish sloten zich ook aan bij deze campagne. De vrouw van Abu Sufyan, Hinda, zette de Quraish verder aan en slaagde erin nog eens 15 vrouwen in het leger aan te werven. Hind bin Utba bereidde Wahshi voor met als doel Hazrat Hamza (ra) te doden. Amr bin Salim informeerde de Heilige Profeet (sa) over de mobilisatie van het leger van de ongelovigen. Abu Sufyan ontving ook deze informatie. Safwan bin Umayyah vertelde hem dat ze een sterkere militaire macht hadden dan de moslims. Hind bint Utbah suggereerde het ontheiligen van het graf van de moeder van de Heilige Profeet (sa). Echter, andere leiders van de Quraish waren tegen dit weerzinwekkende idee en verwierpen het.

Op dat moment waren er ongeveer 1.500 moslims in Medina. Habab bin Mundhir (ra) beoordeelde de situatie van het leger van de ongelovigen en keerde terug om de Heilige Profeet (sa) op de hoogte te brengen. De aanval kon alleen komen van de noordelijke kant van Medina, dus besloten de Quraish zich daar op te stellen. Het nieuws van de komst van het leger had zich al verspreid in Medina, hoewel bijzonderheden rond het vermogen van de ongelovigen niet duidelijk waren voor de Metgezellen.

Om zich voor te bereiden op de strijd tegen de ongelovigen, riep de Heilige Profeet (sa) zijn metgezellen op voor overleg. Hij deelde de details van een droom die hij had ontvangen, waarin een dreigende aanval door de Quraish werd aangegeven. Hij wou weten of ze de Quraish moesten confronteren terwijl ze in Medina bleven en op een strategische manier vechten. Vooraanstaande metgezellen, waaronder enkele senioren, adviseerden ook dezelfde strategie. Echter, enkele enthousiaste jonge metgezellen, die niet hadden deelgenomen aan de Slag bij Badr, suggereerden dat ze gezien hun aanzienlijke aantallen die dag, buiten Medina moesten gaan en de Quraish rechtstreeks moesten confronteren. Hazrat Hamza (ra) zwoer ook dat hij niet zou eten totdat ze de Quraish buiten Medina hadden geconfronteerd in de strijd, en het was in de staat van vasten dat hij later gemarteld werd. Na het vrijdaggebed werden de metgezellen geadviseerd deel te nemen aan deze strijd. Verdere details zullen in de toekomst worden verstrekt, insha’Allah!

Terwijl Huzoor-e-Anwar (aba) opriep om te blijven bidden voor Palestina, merkte hij op dat er na het staakt-het-vuren mogelijk verdere onrechtvaardigheden tegen hen zouden plaatsvinden, en dat er gevaarlijke intenties zijn van machtige naties tegen hen. Moge Allah genade hebben met hun situatie. Ameen!