Het belangrijkste historische voorval uit de moderne geschiedenis vond plaats toen de Beloofde Messias, Hadrat Mirza Ghulam Ahmad, de eerste Bai’at aanvaardde. Dit gebeurde op 23 maart 1889, niet in de plaats Qadian, die miljoenen Ahmadi’s uit de gehele wereld zo dierbaar is, maar in de stad Ludhiana. Het goddelijke plan had bepaald dat de Beloofde Messias de kolossale taak van het “breken van het kruis” zou aanvangen in de plaats waar de eerste kerk in India was gesticht en waar de eerste Christelijke missie werd gevestigd met het openlijke doel geheel India tot het Christendom te bekeren.
Een bespreking van het leven van de Beloofde Messias kan niet beter aanvangen dan met de verwijzing naar een pamflet dat hij 2 weken voor deze historische gebeurtenis publiceerde. Hadrat Ahmad gaf in dit pamflet het doel van zijn missie en van de Beweging met de volgende woorden weer:
“God wenst dat ik een Gemeenschap van Gelovigen sticht die Zijn Glorie en Macht zal manifesteren. Hij zal de gemeenschap doen groeien en voorspoedig doen zijn, zodat zij de liefde voor God, oprechtheid, zuiverheid, vroomheid, vrede en goede wil onder het mensdom zal vestigen. Hij zal de leden van deze gemeenschap versterken met Zijn geest en hen zegenen en Hij heeft beloofd dat duizenden gelovigen zich bij hen zullen aansluiten. Hij zal Zelf voor hen zorgen en hun vooruitgang zekerstellen. Deze vooruitgang zal de wereld verbazen.
De gemeenschap zal zijn als een vuurtoren die zo hoog staat dat de vier hoeken van de wereld zullen worden verlicht. De leden van de gemeenschap zullen als voorbeelden van Islamitische zegeningen dienen. Tot aan de Dag des Oordeels zullen onder hem personen opstaan die in ieder opzicht de gekozenen van God zullen zijn. Aldus heeft de Almachtige verordend en Hij doet wat Hij verkiest”.
De grote geestelijke zoon van de Heilige Profeet begon zijn missie op een grootse wijze. Deze helder klinkende oproep tot de ware Islam overviel de sluimerende Moslim geestelijkheid bij verrassing. Getrouw aan het historische scenario, stonden allen tegen hem op in een onbewuste getuigenis van een zich verheffende Goddelijke stem, want de manieren van de materiële wereld zijn nu eenmaal zo dat het scenario niet volledig is als de Boodschapper van God geen stroom van beschimpingen en walgelijke en schandelijke aanvallen ondergaat. De eerste persoon die tegen hem opstond was aanvankelijk een bewonderaar en vriend van de Beloofde Messias. Het was Maulvi Muhammad Hussain Batalavi, een van de leidende figuren van de Ahle Sunnat Jama’at. Hij ging van de verkeerde veronderstelling uit dat zijn steun en/of Hadrat Ahmad grote roem had gebracht. Hij vroeg Hadrat Ahmad daarom op een majestueuze wijze om zijn positie uit te leggen. Het korte antwoord van Hadrat Ahmad was slechts “ja”, dat wil zeggen dat in hem de komst van de Beloofde Messias had plaatsgevonden. Maulvi Muhammad Hussain trachtte op hem, via een brief, de overhand te verkrijgen en dreigde zijn pen tegen hem te gebruiken. Drie dagen hierna kwam een rustig en gebalanceerd antwoord: “Ik maak mij in het geheel geen zorgen over overwinning of nederlaag. Al hetgeen ik wens is een toegewijde en gehoorzame dienaar van God te blijven”. Toen haalde de B.M. een visioen aan en zei: “Gisteren zag ik in een visioen dat ik op mijn arm schreef dat ik alleen ben, maar dat God met mij is.”
Hierop trachtte de Maulvi zijn vrienden van hem weg te trekken. Hij kwam in aanraking met Hakim Maulvi Nuruddin (die later de eerste Khalifa zou worden), trachtte hem te bepraten en vroeg hem: “Als u iets kunt doen, doe het dat nu, nu er nog tijd is.” Hakim Maulvi Nuruddin ging hier echter niet op in en antwoordde op vinnige wijze: “Ik ben reeds lang overtuigd van uw vastbeslotenheid Hadrat Mirza Sahib tegen te werken, maar wie zal naar de sterren kijken als de zon aanwezig is?”
De Maulvi is nu slechts bekend in relatie tot de Beloofde Messias. Hij vormde het begin van de keten van tegenstanders. De Beloofde Messias moest het hoofd bieden aan een leger van tegenstanders uit verschillende geloven, zoals Pandit Lekhram, Abdullah Atham en John Alexander Dowie. Zij allen stierven als het gevolg van profetieën van de B.M.; profetieën die werden gedaan om de eer van de Islam te verdedigen en de waardigheid van de Heilige Profeet (v.z.m.h.) te handhaven. Gedurende het leven van de Beloofde Messias gingen honderden profetieën in vervulling. Hadrat Ahmad deed iedereen die een teken van God wilde zien, een open uitnodiging toekomen om enige tijd in zijn gezelschap door te brengen en zo getuige van een hemels teken te zijn.
Als we terugzien op zijn jonge jaren zien we een nederig begin. Hij had gedurende vier jaar een baan in Sialkot, doch alleen omdat zijn vader dit graag wilde. Maar de wegen van God zijn merkwaardig. Zijn vader, Mirza Ghulam Murtaza, had hem nodig en vroeg hem naar Qadian terug te keren. De Beloffde Messias doet van deze periode verslag met de volgende woorden:
“In deze periode van mijn leven kende nauwelijks iemand mij. Ik had de neiging een teruggetrokken leven te leiden. Dit ontsnapte niet aan de aandacht van mijn vader. Hij was er ten volle van overtuigd dat ik aan eenzaamheid ten prooi was gevallen en er een afkeer van had om aan het maatschappelijke leven deel te nemen en hij koesterde bezorgdheid ten aanzien van mijn toekomst. Ik ontving een boodschap van hem dat hij goede contacten had met een regeringsfunctionaris en daarom wellicht een baan voor mij zou kunnen krijgen.
Ik antwoordde:
“Vertel mijn vader alstublieft dat ik dankbaar ben voor zijn liefde en genegenheid, maar dat hij zich over mij of over een baan geen zorgen behoeft te maken, want ik heb mij al verzekerd van een baan die mij zeer na aan het hart ligt.”
Gedurende deze zelfde periode werd hij er in een droom van op de hoogte gesteld dat het einde van het leven van zijn vader nabij was. Hazur was op dat moment in Lahore en hij spoedde zich daarom naar Qadian. Toen hij in Qadian aankwam zag hij dat zijn vader niet ernstig ziek was, doch slechts aan een gewone dysenterie leed. Nadat zijn vader hem had gerustgesteld trok hij zich in zijn kamer terug. Toen hij achterover leunde werd hem geopenbaard dat zijn vader op dezelfde dag, na zonsondergang, zou overlijden. Hij beschrijft zijn gevoelens met de volgende woorden: “Een plotselinge gedachte schoot door mijn hoofd. Misschien zou ik nu het slachtoffer worden van armoede en smart. Al deze gedachten flitsten door mijn hoofd als een weerlicht en toen kwam de tweede openbaring:
Alaisa laha bikàfin abdahu;
“Is God voor Zijn dienaar niet voldoende?”
Deze openbaring werd gevolgd door een gevoel van opluchting alsof een pijnlijke wond plotseling was genezen en ik voelde de zekerheid dat God erop zou toezien dat ik niet ten onder zou gaan.
De vader van de Beloofde Messias stierf diezelfde avond en vanaf dat ogenblik zorgde God voor hem op een wijze die geen parallel heeft. Terwijl hij nog in Sialkot was had hij een droom die er op wees dat grootheid hem wachtte. Hudur schrijft over deze droom het volgende: “Ik zag de Heilige Profeet, mogen de vrede en de zegeningen van Allah met hem zijn. Terwijl ik op hem wachtte, had ik het gevoel een godsdienstig boek in mijn hand te hebben dat bleek te zijn gebaseerd op mijn geschriften. De Heilige Profeet nam het boek uit mijn handen terwijl dit plotseling de vorm aannam van een kleurrijke vrucht die erg veel op een peer leek maar dan met de afmeting van een meloen. Toen de Heilige Profeet de vrucht in stukken sneed vloeide er zoveel honing uit dat deze de handen van de Heilige Profeet (v.z.m.h.) doorweekte. Toen realiseerde ik me dat het lichaam van een overledene, dat buiten de deur lag, tot leven was gekomen door de zegeningen van de Heilige Profeet en dit tot leven gewekte lichaam stond nu achter me. Ondertussen stond mijn nederige persoon in een houding van uiterste onderworpenheid alsof ik voor een koning stond en de Heilige Profeet, die de majesteit van een keizer bezat, was gezeten in een hoge zetel. De Heilige Profeet (v.z.m.h.) reikte mij een stuk van de peer aan met de bedoeling dat ik dit aan de tot leven gewekte man zou geven en hij liet alle stukken in mijn schoot vallen. Ik gaf het stuk aan de man. Toen hij het opat bemerkte ik dat de zetel van de Heilige Profeet (v.z.m.h.) op grootse wijze werd verheven terwijl het voorhoofd van de Heilige Profeet (v.z.m.h.) schitterde als de straten van de opgaande zon.”
Nu was de tijd voor de vervulling van dit visioen gekomen. De Islam werd vanuit alle richtingen aangevallen. De Moslims van India leden onder de traumatische gevolgen van de nederlaag van 1857. Zij hadden na vijf luisterrijke eeuwen hun heerschappij over het sub-continent verloren.
Het was in deze tijd dat Hadrat Ahmad opstond als een reus en een kampioen van de Islam. In “Brahin-e-Ahmadiyya”, het eerste van zijn monumentale geschriften, dat vijf volumes omvat, vatte hij de roem en de majesteit van de Islam samen.
Er zijn miljoenen woorden uit zijn pen gevloeid. Zijn geschriften bevatten duizenden bladzijden die samen meer dan 80 delen beslaan. En dan worden nog buiten beschouwing gelaten de honderden posters, folders en brochures die de leugens van de vijanden van de Islam aan de kaak stelden of deze vijanden zochten uit te dagen.
De pen van Hadrat Ahmad bracht een betovering voort, bracht bekoring, en fascineerde op een zodanige wijze zoals dat bij geen enkele andere schrijver ooit het geval was. Zijn koele logica, zijn redenatiekracht, zijn hantering van argumenten, zijn methodes van afleiden en gevolgtrekken, zijn dynamiek in stijl en expressie; deze alle lieten zijn vrienden en vijanden verstomd staan en deed hen sprakeloos zijn. De liefde van de B.M. voor God, zijn toewijding voor de Heilige Profeet (v.z.m.h.) zijn totale onderdompeling in de Heilige Qur’an waren eenvoudigweg ongeëvenaard en onvergelijkelijk.
God had hem met twee bijzondere gaven gezegend: de gave van kennis en de gave van het vermogen om die kennis uit te dragen. Hadrat Ahmad toonde met bewijzen aan dat de Heilige Qur’an vol is met profetieën, waarvan sommige zijn vervuld en andere nog op vervulling wachten. Hij beweerde – en staafde deze bewering met logica – dat de Heilige Qur’an een oneindige bron van kennis is, oneindig in zijn betekenis en oneindig in zijn natuur. Hij bezorgde de Heilige Qur’an nieuwe roem en nieuwe luister en ontdekte talrijke voortreffelijkheden en talrijke soorten van genade die gedurende eeuwen verborgen waren gebleven. Hadrat Ahmad ontdekte dat de Heilige Qur’an een systematisch verslag bevat van de geestelijke vooruitgang en hij somde de stadia op die menselijke wezens kunnen bereiken. De Beloofde Messias heeft ons een peilloze schat achtergelaten – een blijvende en duurzame bron van kennis die voor toekomstige eeuwen zal dienen als een lichtbaken voor hen die op zoek zijn naar de eeuwige waarheid en de fundamentele principes van vooruitgang zowel in deze wereld, als in de volgende.
De strekking van de profetieën van de Beloofde Messias is gevarieerd. Zo heeft hij over de derde wereldoorlog gezegd:
“Hij zal afschrikwekkende afmetingen hebben, dood en verwoesting zullen vanuit de hemel neerregenen. De kolossus van de westerse beschaving zal ineenstorten. De beide, elkaar bestrijdende kampen zullen zo plotseling in strijd verwikkeld raken dat dit iedereen zal overrompelen. De overwinnaars zullen ontzet en verbaasd zijn als zij de tragedie aanschouwen. De Russen zullen zich eerder van de ramp herstellen dat het westen.”
Over de toekomst van de Beweging sprak de Beloofde Messias:
“Hoort, o gij mensen, dit is de profetie van Hem Die de hemelen en de aarde heeft geschapen. Hij zal deze gemeenschap verspreiden in alle landen en zal haar over allen de overhand geven door rede en argument. De dagen zullen komen, neen, zij zijn nabij dat dit het enige geloof zal zijn dat met ere wordt genoemd. God zal dit geloof en deze beweging op een buitengewone wijze zegenen en zal de plannen van hen die dit geloof en deze beweging trachten te vernietigen, verijdelen.”
A.H. v/d Velden