Gedurende vele jaren en in alle werelddelen, hebben de mensen de komst van een Messias voorbereid en afgewacht, die het werk van alle voorafgaande profeten zou voltooien en het mensdom tot een voller en edel leven zou leiden, zoals het in de bedoeling van de Schepper ligt. De profetieën, die betrekking hebben op de tijd van zijn komst zijn vervuld, en de Christenen schreven als volgt over de profetie van de profeet Daniel:
“Wanneer wij het goed begrijpen, zal deze datum zeker de tijd vaststellen, waarop de terugkomst van de Heer verwacht moet worden. Als dezelfde regel, namelijk een dag voor een jaar, wordt toegepast, dan brengen 1335 dagen na 539 n. C. ons op het jaartal 1874 n. C., op welke tijd de tweede verschijning van de Heer, volgens de tijdrekenkunde van de Bijbel, te verwachten is” (1).
In de tweede 25 jaar van de 19e eeuw geloofden en preekten Edward Irving, (de stichter van de Katholieke Apostolische Kerk), en enige andere priesters, de op handen zijnde nadering van de tweede komst van de Messias (2). Het is een feit, dat de mensen in het Oosten en het Westen gedurende de vorige eeuw gespannen uitzagen naar het verschijnen van de Messias, en aan de andere kant, dat het geloof aan het afnemen was. Vroomheid maakt plaats voor Atheïsme in de harten der mensen. De mensheid begon te verzekeren:
“De Held als godheid, de Held als profeet zijn voortbrengselen van de oude tijd, welke niet in de nieuwe moeten worden herhaald…de tijd van Godheden is voorbij” (3).
ARTHUR S. MAXWELL zegt: “Evenals Israël te Sinai heeft deze moderne wereld, waarin wij leven, nieuwe goden voor zichzelf gemaakt om hen te kunnen vereren…. De mens is gevallen voor de verleiding om de werken van zijn eigen handen te aanbidden, en om Hem, van Wie alle ingevingen tot grootheid ontspringen, te verloochenen. Inderdaad is de gedachte aan God, onder de inspanning en onder de druk van de moderne wereld, ( welke in niet geringe mate juist door de verlichte denkbeelden, die de laatste jaren ter wereld zijn gekomen, worden teweeggebracht), volkomen uit de gemoederen van de massa verdwenen. Men zou over zulken naar waarheid kunnen zeggen, dat God nooit in hun gedachten verkeert. En in Zijn plaats zijn andere godheden gesteld onder hysterische bijval van: “Dat dezen uw goden zijn, O Israël”.
De voornaamste onder dezen is de god van het goud…in elk tijdperk heeft hij zijn trouwe fanatieke aanhangers gehad. Hebzucht heeft altijd een gevolg tot verering aan haar schrijn gebracht Maar op het ogenblik buigt bijna de gehele wereld in hulde neer… Zoals het in de dagen van Rome en Pompeï en van Sodom en Gomorra was, zo is het heden. Alleen hebben de duivelse daden, die oprechte mannen en vrouwen in deze oude tijden ten ondergang brachten, thans een wereldomvattende omvang aangenomen.
Niet overal openlijk, dat is inderdaad waar; maar in geen enkel land kan men hen ontvluchten. De verdorvenheid is een wereldlijke ziekte geworden, een kankerachtig gezwel in het huiselijke leven van deze laatste generatie, dat vernietigd, verminkt, bederf veroorzaakt en verbrijzelt. Dit kwaad is zo algemeen verspreid, dat het slechts een satanische complot kan zijn, dat de wereld in het verderf kan storten en de schone structuur van onze beschaving rondom de vertegenwoordigers van een gedesillusioneerd ras kan verbrijzelen. Wij staan heden tegenover de grootste crisis in de geschiedenis van de mensheid. Al wat voorbij is valt in het niet bij de verbazingwekkende toestanden van dit ontzettend uur (4). Tolsoy schrijft in zijn werk “Wat is Godsdienst” : De mensen van onze beschaafde wereld hebben nu ze het toppunt van wreed, dierlijk en immoreel leven veroorzaakt door goddeloosheid, hebben bereikt, thans ook hun ingewikkelde, zorgvuldige, zorgvuldig uitgewerkte, nutteloze wetenschappelijke inspanningen om het kwaad van dit leven te verbergen tot zulk een hoge graad van onnodige verwarring opgevoerd, dat de overgrote meerderheid al haar vermogen om kwaad van goed, leugen van waarheid te onder scheiden, geheel verloren heeft. “( What is Religion ? pag. 38). Aldus ging in vervulling, hetgeen Jezus Christus gezegd had:
“Wanneer de zoon des mensen komt zal hij dan geloof op aarde aantreffen ?” (5).
Het is onder meer de bedoeling van dit boekje om onder de Westerse volkeren de blijde konden te verspreiden, dat de beloofde Messias eindelijk ter wereld kwam terwijl daar zijn hulp zo nodig was, gezonden als de Stem van God om het menselijk geslacht terug te roepen uit het materialisme en de moderne barbaarsheid en zijn voetstappen op het pad van de waarheid te leiden , om hierdoor niet alleen in de volgende wereld, maar ook hier op aarde geluk te verwerven.
Hij werd in 1835 geboren en stierf in 1908. Zijn naam was Ahmad (V.Z.G.)1). Op 40-jarige leeftijd ontving hij de gave van ware visioenen en goddelijke openbaringen. In het jaar 1891 verklaarde hij de beloofde Messias te zijn. Er zijn velen, die de verklaard hebben de Messias te zijn en dientengevolge zijn velen geneigd om hem, die werkelijk recht op die titel heeft, te verwerpen, zonder ernstige pogingen in het werk gesteld te hebben om zijn geloofsbrieven als Afgezant en Ambassadeur van God te onderzoeken. Maar diegenen, die met wijsheid begaafd zijn, zullen zich willen overtuigen betreffende de echtheid, dan wel het tegengestelde, in zijn verklaring, omdat zulk een Afgezant zonder meer de rechte weg naar het eeuwige leven en zielenheil kan wijzen. Hij verklaart zelf, nadat hij een openbaring van God had ontvangen: “Ik ben het licht in dit duister tijdperk”.
1) Zijn volledige naam was Ghulam Ahmad, maar eerste gedeelte van zijn naam was algemeen onder de andere leden van zijn familie. Zijn vaders naam, bijvoorbeeld was Ghulam Murtadha, die van zijn broeder: Ghulam Qadir. Het onderscheidende gedeelte van zijn was dus Ahmad. In vele openbaringen sprak god hem aan als Ahmad. Bovendien noemt hij zich Ahmad in zijn werken. Wij raden personen, die meer over zijn leven willen weten aan om zijn korte levensbeschrijving, door Hazrat Amiral Mominiem, het tegenwoordige hoofd van de Ahmadiyya gemeenschap, te lezen. De titel luidt: “Ahmad, the Messenger of the Latter Days”.
Hij, die mij volgt, zal behoed worden voor de voetangels en klemmen, welke de duivel voor hen, die in het duister dwalen, heeft gezet. Hij (GOD) heeft mij gezonden om de wereld in vrede en verdraagzaamheid tot de waarachtige God te leiden. Maar de zielen, die de waarheid niet verlangen, en zich behaaglijk voelen in hun duisternis, beschouw ik voortaan als mijn vijanden. Ik heb altijd getracht om, voor zover zulks in mijn vermogen lag, sympathiek tegenover de Mensheid te staan”(6).
Verder schrijft hij:
“Ik ben voorts gezonden om de wereld een vaster geloof bij te brengen en het bestaan van God duidelijk te maken, want het geloof is verdord en het toekomstige leven wordt nu slechts als een fabel beschouwd; het gedrag van de mensheid doet blijken, dat al haar vertrouwen is geconcentreerd op het wereldse, het materiele en dat ze geen vertrouwen heeft op God, noch in het bestaan van het na-wereldse leven. De mensen spreken over God en het geestelijk leven, maar hun harten zijn vervuld met liefde voor het wereldse. Jezus, trof de Joden in de zelfde toestand aan, als die, waarin thans ik de wereld vind; evenals toen de goddeloosheid de oorzaak was van een gebrek aan Godsliefde in de harten der Joden en de baan had gebroken voor hun verdorven zeden, zo heeft ook thans de wereld God niet meer lief en ben ik gezonden om Waarheid en Geloof in eren te herstellen en om de liefde en vrees jegens God in de harten van de mensen te doen herleven”. Sommige mensen zullen vast en zeker zeggen: “Wij zullen niet geloven, dat de Messias gekomen is, totdat wij hem uit de hemel zien nederdalen”. Op gelijke wijze zeiden de Joden tegen Jezus, dat zij hem niet zouden erkennen tenzij zij Elia uit de hemel zouden zien nederdalen. Ongelukkigerwijze trachten zij niet om de gezegden van de Messias, Jezus, te begrijpen; hij had immers duidelijk verklaard: “Niemand is ter hemel verrezen, dan hij, die uit de hemel is nedergedaald”(8). Hoe kan men, in weerwil van deze, ondubbelzinnige verklaring, veronderstellen, dat de Messias, zoon van Maria van Bethlehem, die in Nazareth opgroeide, met zijn lichaam ten hemel steeg en dat hij terug zal komen zoals hij gegaan is (9).
Als men de Bijbel goed bestudeerd, blijkt, dat de geschiedenissen, waarop de theorie van de Hemelvaart berust, niet betrouwbaar genoeg zijn en een onvoldoende bewijs leveren voor zulk een belangrijk dogma. Mattheus verhaalt niets over de Hemelvaart: hij verklaart slechts, dat Jezus, na uit het graf gekomen te zijn, naar Galilea ging. Markus beweert, dat Jezus een boodschap aan zijn discipelen zond dat zij hem in Galilea zouden ontmoeten; verder verklaart hij, zonder enige samenhang met het voorafgaande of bijzonderheden van plaats, het volgende: “De Heere dan nadat hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan den rechterhand Gods”.
1) Toen Jezus uit zijn graf verrees, was hij niet een geest, maar een normaal mens met een sterfelijk lichaam. Dit was de reden, dit was de reden, waarom hij zich niet in het openbaar vertoonde. Hij ontmoette zijn discipelen in het geheim. Hij at en dronk. Toen zijn discipelen meenden, “dat zij het met een geest te doen hadden”, omlijnde hij het feit, dat hij een sterfelijk lichaam had, met een duidelijke verklaring: “Ziet mijne handen en mijne voeten, want ik ben het zelf, tast mij aan en ziet, want een geest heeft geen vlees en beenderen, gelijk gij ziet dat ik heb” (Lucas 24:37-41).
De laatste zinsnede “en is gezeten aan de rechterhand Gods” maakt de gehele verklaring onbetrouwbaar, aangezien men zich niet kan voorstellen, dat de schrijver zelf ook in de hemel opsteeg en zag, dat Jezus aan de rechterhand van God zat. De waarheid van de twaalf laatste verzen van Markus is als volgt:
“De twaalf laatste verzen werden nog later toegevoegd (aan het originele verslag) en waarschijnlijk in de tweede eeuw, en een ander om de plaats in te nemen van het eind, dat verloren was gegaan, dan wel als onvoldoende werd beschouwd. (Het bewijs voor het feit, dat de twaalf laatste verzen niet van de dezelfde auteur zijn als de rest van dit Evangelie wordt geleverd in Wesrcott en hort’s “New Testament in Greek” app. pag.29. (Zie Encyclopaedia Brittannica Ed. 11. Vol. 17,pag.730) (10).
Men kan hieruit de redeloosheid inzien om dit dogma op autoriteit van het verslag van Marcus aan te nemen.
Hier volgt het verslag van Lucas:
“En hij leidde hen buiten tot aan Bethanië, en zijne handen opheffende, zegende hij hen. En het geschiedde als hij ze zegende , dat hij van hen scheidde en werd opgenomen in den hemel” (11).
Derhalve werd hij volgens Lucas van zijn metgezellen afgezonderd, hetgeen in het geheel niet betekent, dat zij hem in de hemel zagen opstijgen.
In Handelingen 1:9 lezen wij hierover:
“En als hij dit gezegd had, werd hij opgenomen daar zij het zagen, en eene wolk nam hem weg van hunne oogen” (12).
Welnu, dan, het feit, dat hij aan het gezicht onttrokken betekent evenmin, dat hij ten hemel opsteeg. Het is zeer goed mogelijk, dat hij een berg beklom en dat hij aan hun gezicht werd onttrokken, doordat de top in de wolken gehuld was. Hij zou dan zijn weg aan de andere kant bergafwaarts vervolgd kunnen hebben om naar andere streken te emigreren, alwaar hij buiten het bereik van de Joden zou zijn, die hem vervolgden. Johannes bevestigd deze theorie, door te zeggen, dat Jezus zijn discipelen voor het laatst in Tiberias ontmoette en tot Petrus zeide: Weid mijne schapen” en tot een andere discipel, die Jezus liefhad, hem volgde.
Deze laatste regels geven duidelijk en ondubbelzinnig te kennen, dat Jezus naar een andere land uitweek. Het is derhalve duidelijk, dat zowel het verslag van Johannes als dat van Mattheus deze theorie sterk bevestigen, terwijl zij beiden de Hemelvaart in het geheel niet vermelden. Men moet voor ogen houden, dat zowel Mattheus als Johannes metgezellen van Jezus waren, en dat hun verslagen dientengevolge meer vertrouwen dient te worden geschonken dan aan die van Lucas en de andere apostelen, die in zeer bedekte en dubbelzinnige termen op zijn hemelvaart schijnen te doelen; de laatsten waren bovendien geen metgezellen van Jezus. We merken voorts op, dat zij het onderling op verschillende belangrijke punten oneens zijn, hetgeen als een bewijs kan dienen van hun onbevoegdheid als betrouwbare zegslieden. Een van hen vertelt, dat Jezus in Bethanië ten hemel opsteeg, een andere vanaf de Olijfberg, volgens een derde vanuit Jerusalem en een vierde vanuit Galilea, terwijl Johannes verklaart, dat Jezus zijn discipelen voor het laatst in tiberias ontmoette. We komen derhalve tot de slotsom dat het verkeerd is om de theorie van de Hemelvaart op zulke wankele grondslagen baseren. We kunnen dientengevolge ook niet volhouden, dat Jezus bij zijn tweede komst noodzakelijkerwijs in zijn lichamelijke gestalte uit de hemel moet nederdalen. De Joden konden de waarheid niet inzien door een dergelijk volharden, hetwelk zij baseerden op een verkeerd uitgelegde zinsnede van hun geschriften. In het Oude Testament staat namelijk het volgende: “alzo voer Elia met een onweder ten hemel” (14), en verder dat hij (Elia) voor de komst van de Messias terug zou komen (15).
De Joden verwachtten daarom de komst van Elia voordat de Messias kon verschijnen. Daar hij echter niet letterlijk uit de hemel nederdaalde, weigerde zij Jezus als de Messias te aanvaarden. De discipelen ondervroegen Jezus hieromtrent als volgt: “Waarom, zeggen dan de Schriftgeleerden, dat Elia eerst moet komen?”. Hij antwoordde hierop :”Elia zal wel eerst komen, en alles weder oprichten; maar ik zeg u dat Elia nu gekomen is, en zij hebben hem niet gekend, doch zij hebben aan hem gedaan al wat zij hebben gewild”. op deze wijze vestigde Jezus de aandacht op het verkeerde in het Joodse geloof, voor zover dit Elia betrof. Hij ruimde een foutieve interpretatie in hun godsdienstige literatuur uit de weg, en maakte het hun duidelijk, dat de profetie ten aanzien van zijn tweede komst eveneens aangaf, dat een andere zou komen, met dezelfde geest en macht, evenals Johannes de Doper gekomen was met dezelfde geest en macht als Elia. Als we het kunnen aannemen, dat iemand uit de hemel kan nederdalen, dan zou de verklaring van Jezus, waarbij Elia door Johannes den Doper wordt voorgesteld, en zijn plaats inneemt bij zijn tweede komst, welke voorspeld was, onjuist zou zijn, omdat duidelijk in de Joodse geschriften wordt verklaard, dat Elia ten hemel was opgestegen. Bovendien was er een ondubbelzinnige profetie ten aanzien van zijn komst voor de komst van de Messias, welke zo algemeen bekend was, dat Jezus deze niet kon verwerpen; hij bevestigde de profetie en legde hem in tegenstelling met de foutieve Joodse interpretatie uit. We moeten hier voor ogen houden, dat Elia niet terwille van Jezus door God uit de hemel werd gezonden, maar dat Hij hem (Jezus) de profetie op een andere wijze als de Joden deed uitleggen. We kunnen dus niet verwachten, dat God Jezus uit de hemel zal nederdalen om het in zwang zijnde geloof te bevestigen. Het is meer dan duidelijk, dat iemand anders met zijn voorkomen en met al zijn capaciteiten zal verschijnen. Jezus, zelf zeide:
“Ziet toe dat u niemand verleide; want velen zullen komen onder mijnen naam, zegende: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden” (17).
Als hij bedoelde, dat de Messias uit de hemel zou komen, vergezeld van Engelen, dan zou Jezus gezegd hebben: “Maar zij kunnen niemand bedriegen, daar zij op aarde zullen ontspruiten, en Ik, de werkelijke Messias, zal uit de hemel nederdalen”. Dit teken zou voldoende zijn en het zou overbodig zijn om andere te vermelden. Maar Hij verklaarde, dat de tekenen, ter aankondiging van de tweede komst gelijksoortig zouden zijn aan die van de tweede komst van Elia in zijn eigen tijd. Hij voorspelde dit duidelijk door te zeggen, dat hij als een dief zou komen en op een zeer onverwacht tijdstip, “Want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen” (18).
Hij bedoelde hiermede, dat hij op zodanig wijze zou komen, dat slechts de verstandigen hem zouden herkennen. Dit maakt hij duidelijk door de gelijkenis van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden (19). Verder zegt hij: “Want ik zeg u, gij zult mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen zult: Gezegend is hij die komt in den naam des Heeren” (20), hiermede aantonende, dat hij niet in eigen persoon zou komen, maar dat een andere in zijn naam zal verschijnen. Een andere gelijkenis geeft aan, waar zijn tweede komst zal plaatshebben: “Want gelijk de bliksem uitgaat van het Oosten en schijnt tot het Westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des Mensen wezen” (21).
Men behoeft zich niet in te spannen om de bedoeling hiervan te begrijpen: De Messias zal in het Oosten verschijnen; zijn leerstellingen zullen zich niet tot het Oosten beperken, maar zich snel naar het Westen uitbreiden. Lucas bevestigt deze uitlegging als volgt:
“Want gelijk de bliksem, die van het ene einde onder de hemel bliksemt, tot het andere einde onder de hemel schijnt, alzo zal de Zoon des Mensen wezen in Zijnen dag” (17-22).
En het geschiedde zoals voorspeld. In het Oosten in een dorpje, Qadian genaamd, dat aan Nazareth deed denken, verscheen hij. Zijn naam was Ahmad, het Arabische woord voor “uiterst lofwaardig”, dat ook gebruikt wordt om het werkwoord “terugkomen” aan te duiden.
In zeer korte tijd heeft zijn beweging over de gehele wereld aanhangers verworven. Ahmadiyya gemeenschappen zijn overal gevestigd en verspreiden wijsheid onder hen, die de waarheid trachten te vinden.
In hun gedachten komt wellicht twijfel op: Waarom zou de Messias een Moslim zijn?. Als hij zou komen, dan zou hij zeker onder de Christen verschenen zijn.
Hierover behoeft men zich anders in het geheel niet te verwonderen. In Christelijke literatuur en geschriften staat duidelijk vermeld, dat er na Jezus een profeet zal komen, evenals na Mozes. Petrus zegt hierover het volgende: “en Hij gezonden zal hebben Jezus Christen, die u tevoren gepredikt is: welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van alle zijne heilige profeten van alle eeuw, want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: De Heere uw God zal een en Profeet verwekken uit uwe broederen, gelijk mij: dien zult gij hoorden in alles wat hij tot u spreken zal”. Deze profeet, zoals ik dit in het eerste hoofdstuk heb uitgelegd, was de Heilige Profeet van de Islam, en volgens zijn profetie stond het vast, dat de Messias onder zijn volgelingen zou opstaan.
VERWIJZINGEN
(1) our Lord’s Return, blz.27. International Bible Students Association, Broolyn N.Y.1929.
(2)Encyclopaedia Britannica Ed. 11. Vol.14
(3) T. Carlyle Hero Worship. Lecture III. 1840 N.C.
(4)”The Mighty Hour”, 1936.
(5) Lucas 18,8.
(6) Masih Hindostan Mein, blz 11.
(7) Kitabul Bariyya, blz 253-256.
(8) Johannes 3-13.
(9) Markus 16, 19.
(10) Encyc. Britannica Ed. 11. Vol.17, blz 730.
(11) Lucas 24, 50-51.
(12) Handelingen, 1-9.
(13) Johannes 21, 16-18.
(14) 2 Koningen 2, 11.
(15) Maleachi 4, 6.
(16) Mattheus 17, 10-14.
(17) dito 24, 4-5.
(18) dito 25, 1-13.
(20) dito 23,39.
(21) dito 24,27.
(22) A Present to H.R.H. The Prince of Wales, blz.31.