Het standpunt van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap is dat de leerstelling van de Heilige Koran vrede bevordert. Laten we in ieder geval zien wat de Heilige Koran beveelt met betrekking tot het stichten van vrede. De Almachtige God zegt in de Heilige Koran:Wie ook een mens doodt, behalve wegens het doden van anderen of het scheppen van wanorde in het land, het ware alsof hij het gehele mensdom had gedood (5:33).
De Heilige Koran leert dat het vermoorden van iemand zonder rechtvaardige reden is als het vermoorden van de hele wereld. Toch zijn er mensen die denken dat Islam een extremistische godsdienst is; dat is dus een misverstand van hun zijde.
Er is geen dwang in de godsdienst volgens de Islam
De Heilige Koran leert ons:
Er is geen dwang in de godsdienst (2:257).
Kan iemand dan beweren dat er binnen de Islam enige ruimte is voor dwang of een reden bestaat voor het breken van vrede?
Volgens de leerstellingen van de Islam is er geen dwang in geloofszaken. De Almachtige God laat het aan het geweten van ieder persoon over, welk geloof hij wil aanvaarden. De Heilige Koran vermeldt deze gewetensvrijheid in verschillende verzen.
Lees hier de volledige toespraak:
Vertaling van een toespraak van Hadrat Mirza Masroer Ahmad, Khalifatul Masih V, de 5e opvolger (kalief) van de Beloofde Messias en Mahdi, hoofd van de wereldwijde Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, gehouden in de Universiteit D’Abomey-Calavi, Cotonou in Benin.
Mij is gevraagd om wat licht te laten schijnen op de Islam als een godsdienst van vrede. Omdat ik maar een korte tijd tot mijn beschikking heb, kan ik dit onderwerp alleen maar kort behandelen. Wanneer we spreken over de Islam als een geloof van vrede, komt natuurlijk meteen de vraag naar voren waarom de Islam het geloof van vrede is, terwijl er zoveel andere geloven zijn zoals het Jodendom, Christendom, Hindoeïsme, Boeddhisme, etc. Een van de redenen hiervoor is dat een paar jaar na het ontstaan van de Islam, anti-islamitische krachten een propagandacampagne begonnen dat Islam een geloof van extremisme en geweld was en anderen met geweld tot het geloof wilde dwingen. Natuurlijk is dit onjuist. In het begin werden de moslims van Mekka vervolgd, maar zij bleven zwijgen. Uiteindelijk vertrokken zij naar Medina, maar ook daar werden zij nog steeds opgejaagd door niet-gelovigen, die hen dwongen een strijd aan te gaan. Hierop zal ik later terugkomen. Het bewijs tegen deze tegenstanders, die beweerden dat de Islam verspreid werd door het zwaard, is dat, alhoewel de niet-gelovigen van Mekka verschillende bezwaren aanvoerden, de geschiedenis bewijst dat de mensen van Mekka zelf nooit klaagden dat de Moslims het zwaard tegen de niet-gelovigen gebruikten om hen te dwingen van geloof te veranderen. Op de tweede plaats kreeg de Islam een slechte naam door een afschuwelijk en schrikwekkend beeld van extremisme dat, bewust of onbewust, door sommige Moslimgroeperingen en organisaties werd neergezet. Betreurenswaardig is het dat deze groepen hierbij persoonlijk belangen hadden. Teneinde de schoonheden of onvolkomenheden van een godsdienst te zien, gebiedt de eerlijkheid dat je zijn leerstellingen of zijn heilig geschrift tot uitgangspunt maakt om te oordelen, anders zou iedereen elk ander geloof onvermijdelijk beschuldigen. De leerstelling van bijvoorbeeld het Christendom is, volgens de Heilige Bijbel: Maar ik zeg u de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe. (Mattheus 5:39) Maar in Bosnië, Irak of andere landen nemen Amerika en de andere Westerse machten hun toevlucht tot agressie. Als we echter zeggen dat de Christelijke leerstelling is dat, als iemand jou zijn hoofd toekeert, je al je kracht moet gebruiken om het te vermorzelen, dan zou dit een ernstige onrechtvaardigheid zijn. Om de ware leerstellingen van de Islam te ontdekken, moeten wij de Heilige Koran bestuderen en ons niet baseren op de acties van sommige moslims, die de leerstellingen van de Heilige Koran hebben vergeten. Het standpunt van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap is dat de leerstelling van de Heilige Koran vrede bevordert. Wij moeten deze boodschap naar alle delen van de wereld verspreiden. Daarom begin ik mijn boodschap vandaag met het verwijzen naar de Heilige Koran. Daarna nemen we de gewoonten onder de loep van de Heilige Profeet Mohammed (s)*, aan wie de leerstellingen van de Heilige Koran werden geopenbaard. Heeft hij ooit steun verleend aan enig soort van wreedheid, geweld of extreem terrorisme? Bovendien werden, gebaseerd op de Heilige Koran en de overleveringen van de Heilige Profeet (s), enkele belangrijke ophelderingen aan ons doorgegeven door de Stichter van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, Hadrat Mirza Ghulam Ahmad van Qadian (s), die er aanspraak op maakte de Beloofde Messias te zijn. Ik zal naar enkele van zijn geschriften verwijzen.
Laten we in ieder geval zien wat de Heilige Koran beveelt met betrekking tot het stichten van vrede. De Almachtige God zegt in de Heilige Koran: Wie ook een mens doodt, behalve wegens het doden van anderen of het scheppen van wanorde in het land, het ware alsof hij het gehele mensdom had gedood (5:33) De Stichter van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap legt dit vers als volgt uit: Wanneer een mens een ander mens onrechtvaardig doodt of iemand doodt die zich niet verzette, noch een bron van het verstoren van vrede tegen mensen was, noch wanorde stichtte in het land, is het alsof hij de gehele mensheid heeft gedood. Met andere woorden, als men iemand doodt zonder enige reden, dan is het, volgens de Almachtige God, alsof het gehele menselijke ras wordt vermoord. Dit vers maakt duidelijk dat het een grote zonde is om, zonder reden, het leven van een andere persoon te nemen. (Voordracht Chasma-e-Ma’rifat blz. 23-24: commentaar door de Beloofde Messias, Deel 2, blz. 405) Daarom is dit de mooie leerstelling van de Islam, die zegt dat het onwettig doden of het vergieten van onschuldig bloed van iemand gelijk staat aan het vermoorden van de gehele mensheid; dat wil zeggen: het wegnemen van een enkel leven is als het afslachten van duizenden onschuldige levens. Iedereen kan zich voorstellen welke soort straf iemand zal krijgen, die schuldig is bevonden aan het nemen van duizenden onschuldige levens. Dit is de mooie leerstelling die de Almachtige God ons door de Koran heeft geschonken. Wie hiertegen handelt, handelt tegen de leerstellingen van de Islam. De Heilige Stichter van de Ahmadiyya Gemeenschap brengt ons nog verder, want door zijn ware reflectie en behoedzaamheid en zijn begrip van Islamitische leerstellingen, heeft de Almachtige God hem tot leider benoemd. Hij voegt bij het toelichten van dit vers toe: Hij die afstand doet van vriendelijkheid, doet afstand van geloof. De Heilige Koran leert dat het vermoorden van iemand zonder rechtvaardige reden is als het vermoorden van de hele wereld. Hetzelfde geldt voor wat ik zeg, namelijk dat als iemand onvriendelijk is voor zijn broeder, dan is het alsof hij onvriendelijk tegen de hele wereld is geweest. (Al Hakm, Dl. 9, nr. 15 van 30 april 1905, blz. 2: commentaar door de Beloofde Messias, Dl. 2: blz. 405) Met betrekking tot dit vers heeft de Stichter van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap een interessante conclusie getrokken: mensen denken dat Islam een extremistische godsdienst is, maar dat is een misverstand van hun zijde. De Islam zegt dat zelfs als je in je bejegeningen naar je medemens onvriendelijk bent, je een van de redenen bent voor het vernietigen van de vrede en harmonie in de wereld. Denk niet aan het vermoorden van iemand, maar wees altijd vriendelijk in de omgang met iedereen en verspreidt de vreedzame boodschap van de Islam.
Ik zal kort enkele van de ontelbare voorbeelden van de vriendelijkheid van de Heilige Profeet Mohammed (s) uitleggen, die we in zijn leven tegenkomen en die aantonen hoe betrokken hij was bij de gesteldheid van zijn mensen. Als iemand vriendelijk voor een ander is en voor zijn of haar verbetering wil zorgen, dan zal die persoon zijn best doen om iets voor hem of haar te doen. De Heilige Profeet (s) was zo vriendelijk en bezorgd voor zijn mensen en bad voor hen, ondanks dat zij in vele goden geloofden, dat wij ons dat niet kunnen voorstellen. De Almachtige God heeft beloofd dat hij zeker diegenen zou straffen die aan God deelgenoten zouden toekennen. De gedachte dat de Almachtige God niemand zou vergeven die aan God deelgenoten toekende, maakte de Heilige Profeet (s) zo onrustig dat hij meermalen knielde voor gebed. Hij had zo’n brandend verlangen in zijn hart om zijn mensen te hervormen, dat hij moe van bezorgdheid werd voor zijn mensen. Uiteindelijk vertelde God de Almachtige hem dat hij zichzelf niet, van verdriet om hen, dood moest treuren (18:7) en dat het alleen zijn taak was om hen de boodschap te brengen. Wij kunnen zijn gebeden beoordelen volgens de onderstaande overlevering. De Heilige Profeet (s) bad voor zijn vijanden: O Allah. Leid mijn mensen, want zij weten het niet (kennen de waarheid niet) Toen aan hem gevraagd werd om te bidden voor een straf voor de Stam van Dossan, bad hij in plaats daarvan: O Allah. Leid de Stam van Dossan. Hij had deze bezorgdheid voor vriendelijkheid en menselijkheid in zich. Hij heeft nooit gezegd dat hij hen, door het zwaard, tot het geloof zou dwingen. In feite onthield hij zich van elke kwaadsprekerij noch sprak hij enige vloek uit om kwaad over zijn vijanden af te roepen. De goddelozen van Mekka verbanden de Heilige Profeet (s) uit Mekka en gaven hem geen rust in Medina, maar elke keer dat de Heilige Profeet (s) hen ontmoette, kwam hij hen met vriendelijkheid tegemoet. Na de verhuizing van de Heilige Profeet (s) naar Medina leed de bevolking van Mekka zo erg onder een hevige droogte, dat zij moesten leven van dood vlees en botten. In uiterste nood/hulpeloosheid benaderde de leider van de Mekkanen, Abu Sufyan, de Heilige Profeet (s) en zei: O Mohammed (s). U hebt bevolen om de eigen (bloed)verwanten goed te behandelen. Uw mensen sterven. Bid ten gunste van ons tot uw God (dat deze schaarste voorbij gaat) en dat het gaat regenen, anders komen uw mensen om. Om Abu Sufyan te ontnuchteren merkte de Heilige Profeet (s) op dat hij het heel dapper en moedig vond dat hij, ondanks de zonden van de Mekkanen, namens hen om gebed vroeg. Maar de Heilige Profeet (s) weigerde niet om te bidden, want hij was de belichaming van genade en hij zou zijn mensen nooit laten omkomen. De mensen zagen dat hij meteen zijn handen ophief voor gebed en de gebeden van de Heilige Profeet (s) om aan de hongersnood een einde te maken en de hemel te openen werden prompt verhoord. Het regende zo hard dat de dagen van rust en overvloed terugkeerden naar de Quraish (stam) van Mekka. Maar tegelijkertijd groeide hun ontkenning en tegenstand snel. (Bukhari: Kitabul Tafseer Sura Al-Rum, lidukhan) Hoe kan iemand nu nog zeggen dat de Heilige Profeet leerstellingen verkondigde over extremisme en terrorisme.
Er is geen dwang in de godsdienst volgens de Islam.
De Heilige Koran zegt: Er is geen dwang in de godsdienst. Voorzeker, het juiste pad is van dwaling onderscheiden; derhalve hij die de duivel verloochent en in Allah gelooft, heeft een sterk houvast gegrepen, dat onbreekbaar is. Allah is Alhorend, Alwetend. (2:257) De uitleg en praktische toepassing hiervan blijkt uit de Overlevering, in welke het volk van Nadir werd verbannen uit Medina, toen zij er niet in slaagden hun beloften van vrede waar te maken. Er waren in die tijd ook veel kinderen van de Ansar (moslimbewoners van Medina). Deze kinderen leefden tussen de Joden omdat in de pre-Islamitische dagen van onwetendheid, tussen de stammen van Aus en Khizraj de volgende belofte werd gemaakt: zij, die nog geen mannelijke kinderen hadden zouden, als er een zoon zou worden geboren, deze tot Jood maken. Aldus waren er veel jongens van de Aus en Khizraj stammen overgedragen aan Joodse families. Toen de Joden van het volk van Nadir verbannen werden vanwege hun zonde, wilden de Moslims hun eigen nakomelingen terug van de Joden. De Heilige Profeet van de Islam (s) hield hen af van hun actie wegens de ware grondslag dat “er geen dwang is in godsdienst”. Wanneer je je eigen zoon aan iemand anders hebt overgedragen en die andere maakt jouw nakomeling tot een volger van het Joodse geloof, dan kun je hem niet terughalen; hij moet meegaan met het volk van Nadir. Dan is er de verklaring van een slaaf van Hadrat Umar (r) die vertelt dat, ondanks dat hij een slaaf was, Hadrat Umar hem nooit had gedwongen om Moslim te worden. Hadrat Umar heeft ongetwijfeld met liefde en genegenheid gepleit om Moslim te worden, maar toen de slaaf weigerde was het enige wat Hadrat Umar zei: Er is geen dwang in godsdienst en daarna werd hij stil. Uiteindelijk liet hij deze slaaf voor zijn overlijden, vrij. Hoe kan iemand dan beweren dat er binnen de Islam enige ruimte is voor dwang of een reden bestaat voor het breken van vrede? De Stichter van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, de Beloofde Messias (s) heeft gezegd: Ik weet niet waarvandaan of van wie onze tegenstanders hebben gehoord dat de Islam verspreid werd door het zwaard. God zegt in de Heilige Koran dat er geen dwang bestaat in het Islamitisch geloof. Wie gaf dan de opdracht tot geweld? Wat waren de wapens van dit geweld? En wat voor een soort oprechtheid en geloof is het van deze “gedwongen” Moslims die, zonder betaling en ondanks dat zij met niet meer dan twee- tot driehonderd man waren, een strijd aangingen met een strijdkracht van duizenden. En dan, toen zij uitgroeiden tot enkele duizenden, dan zouden zij meer dan honderd duizenden moeten verslaan en, om hun geloof te beschermen tegen de vijand, zouden zij hun hoofden moeten offeren als een offerlam en de waarheid van hun geloof moeten bezegelen met hun eigen bloed. Zij moeten zo gepassioneerd zijn om de Eenheid van God te verspreiden dat zij, als vluchtelingen, ontberingen moeten verdragen en de woestijn van Afrika bereiken om de islam in dat continent te verspreiden; zij moeten zoveel moeilijkheden ondervinden en China bereiken, niet als indringers maar als vluchtelingen, en de bewoners van China tot de Islam roepen.
Zeg eens eerlijk, is dit het werk van mensen die gedwongen werden om Moslim te worden? Van diegene wiens hart ongelovig is, zouden wel hun tongen geloven? Nee, dit is het werk van diegene wiens hart vervuld is met het licht van het geloof en in wiens hart niemand anders is dan God en God alleen. (Paigham Sulh: Ruhani Khazain, Dl. 23 blz. 468-469)
Vrijheid van geloof en geweten
Tussen de vele overleveringen over de leerstellingen van de Islam met betrekking tot geloof en geweten, is misschien één beschrijving voldoende die geen verdere verklaring nodig heeft. Enkele groepen van tegenstanders wilden hun eigen geloof aanhangig blijven, ondanks het feit dat zij de ondergeschikten van de Heilige Profeet (s) werden. Zij vroegen zich af wat er met hen zou gebeuren, want zij wisten dat de Heilige Profeet voorgeschreven had dat iedereen het recht had om in elke godsdienst te geloven. Deze tegenstanders hadden dit gebod niet aanvaard, maar hadden in het verleden geweld tegen de Moslims gebruikt. Toen de tegenstanders waren verslagen, besloot de Heilige Profeet om hun vernedering weg te nemen en sprak hen toe met het voorstel: Het uitgangspunt waarvoor ik tegen jullie vocht, wordt niet opgegeven door jullie verzet hiertegen. Zonder enige twijfel hebben jullie, door jullie wrede mentaliteit, een verkeerde koers gevaren, maar het recht zal zegevieren. Ga; jullie treft geen blaam. Ieder van jullie is vrij om te geloven wat hij wil. Jullie zijn onze Zimmi’s (niet-Moslims die in een Moslimland wonen). God en Zijn Boodschapper zullen volledig verantwoordelijk zijn voor jullie veiligheid. (Nisb al Raiah fi Takhrij Ahadith Al Hadaya Dl. 4, blz. 381, gepubliceerd in Egypte) Bovendien zegt Allah: O gij die gelooft, weest oprecht voor Allah en getuigt met rechtvaardigheid. En laat de vijandschap van een volk u niet aansporen, om onrechtvaardig te handelen. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij de vroomheid en vreest Allah, voorzeker, Allah is op de hoogte van hetgeen gij doet.(5:9)
Laten we nu de praktische toepassing van deze leerstelling uit de Koran onderzoeken. Wie kan hierna nog zeggen dat de Islam geen geloof is van vrede, harmonie, verzoening en gerechtigheid? Er wordt verteld dat Muhayyassa, een volgeling van de Heilige Profeet (s), de martelaarsdood was gestorven in Khyber. Zijn nabestaanden vroegen de Heilige Profeet om een zware straf. De Heilige Profeet vroeg: Kunnen jullie zweren en vaststellen wie zijn moordenaar is geweest? Zij zeiden: O Profeet van God, wij waren niet daar, dus hoe kunnen wij dan zweren? Hij antwoordde: Er kan geen zware straf zijn zonder bewijs. Er is maar één mogelijkheid en dat is dat de Joden van Khyber die jullie verdenken, volgens de wet 50 keer zweren dat zij niet weten wie de moordenaar is. De nabestaanden van Muhayyassa zeiden: Wie kan die Joden vertrouwen, zij zullen valse verklaringen afleggen. De Heilige Profeet (s) antwoordde: Omdat er in deze wetgeving geen kruisverhoor is toegestaan, kan er geen voorkeursbehandeling zijn. Hierna betaalde de Heilige Profeet (s) bloedgeld aan de nabestaanden van Muhayyassa. (Tajrid Al-Bukhari, hoofdstuk Faslil Jihad, Dl. 2, gepubliceerd door Ferozsons, Lahore)
Door deze verzen zou het duidelijk moeten worden dat er volgens de leerstellingen van de Islam geen dwang is in geloofsaangelegenheden. De Almachtige God laat het aan het geweten van ieder persoon over, welk geloof hij wil aanvaarden. En niet te vergeten in het voorbeeld dat ik eerder gaf over de slaaf, zelfs in zijn geval werd hij niet gedwongen om de Islam te aanvaarden. De Heilige Koran vermeldt deze gewetensvrijheid in verschillende verzen; het is onmogelijk deze alle hier te vermelden. Na deze duidelijke en ondubbelzinnige leerstelling komt de vraag op: als de Heilige Profeet of zijn volgelingen niet in de ene hand het zwaard hadden en in de andere de Koran en niet de wereldvrede vernietigden, wat zijn dan die heilige oorlogen en wat is dan die Jihad die op ieders lippen ligt en waardoor iedere Moslim beschuldigd wordt van het veroorzaken van chaos in de wereld? Het verbazingwekkende is dat men gelooft dat deze oorlogen begonnen in de tijd van de Heilige Profeet (s).
Om aan de voorwaarden van absolute rechtvaardigheid te voldoen, moeten we de situatie van die tijd onderzoeken, want als wij deze tijd niet naar voren halen, wordt het onmogelijk om recht te doen. In dit verband zal ik in het kort de woorden uiteenzetten van de Stichter van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, die zei: Onze Profeet (s) verdroeg pijn in Mekka en zelfs daarna nog door toedoen van de ongelovigen. Als we dat beeld in gedachten houden van dertien jaren in Mekka met zulke vervolgingen en alle soorten van wreedheden, dan komen tranen bij ons op. M aar hij trok zijn zwaard niet en beantwoordde hun ruwe woorden niet met strengheid – totdat vele volgelingen en zijn naaste vrienden op gruwelijke wijze werden vermoord, aan verschillende beproevingen werden blootgesteld en soms werden vergiftigd. Er werden veel complotten tegen hem gesmeed, maar de tegenstanders behaalden geen resultaat. Toen de dag van de afrekening van God naderde, gebeurde het dat alle leiders en hooggeplaatste personen in Mekka unaniem besloten dat, koste wat kost, de Heilige Profeet (s) moest worden gedood. God, die de Bewaker en Beschermer is van Zijn beminden en eerlijke en ware dienaren, lichtte op dat moment de Heilige Profeet (s) in dat er, naast kwaad, niets meer was overgebleven in deze stad en de inwoners vastbesloten waren om te moorden. Hij moest meteen vertrekken. Op goddelijk bevel trok hij toen naar Medina, maar zelfs daar lieten zijn vijanden hem niet met rust en vervolgden hem; zij wilden in ieder geval de Islam vernietigen. Toen hun kwaadwilligheid niet meer een halt kon worden toegeroepen en het vermoorden van vele onschuldige mensen het rechtvaardigde om hun moordenaars te straffen, kwam op dat moment de toestemming tot verdediging en zelfbescherming. Bovendien waren veel van deze onschuldige mensen moedwillig en niet in een open strijd vermoord en waren hun bezittingen in beslag genomen, zodat het gerechtvaardigd was om hun tegenstanders op deze manier te bestrijden. Maar toen de Heilige Profeet (s) over Mekka zegevierde, vergaf hij hen allen. Daarom is de gedachte dat de Heilige Profeet (s) en zijn metgezellen in enige strijd gemengd waren om het geloof te verspreiden of om iemand te dwingen om Moslim te worden, een verschrikkelijke misvatting en wreedheid. (Masih Hindustan Mein blz. 7-8: Tafseer Hadrat Masih Maud, Dl. 3, blz. 316-317) En ondanks de verleende toestemming om te strijden in een verdedigende oorlog tegen deze achtervolgers en wrede vervolgers, bleef de leerstelling van de Almachtige God om de grenzen niet te overschrijden, zoals is vermeld in de Heilige Koran (2;194) En bestrijdt hen, totdat er geen vervolging meer is en de godsdienst alleen voor Allah wordt. Maar indien zij (met strijden) ophouden, dan is er geen vijandelijkheid meer toegestaan, behalve tegen de onrechtvaardigen. Dus dit gebod tot oorlog geldt voor verdedigingsoorlogen en om een eind aan kwaad te maken. Daarom is vastgesteld dat, wanneer zij ophouden, je niet men hen in strijd mag gaan, want jouw werkelijk taak is het om vrede te stichten. Dus zelfs in de toestemming tot oorlogvoeren zit een mooi principe om te verdedigen en vrede te stichten.
Oorlogen, grondbeginselen en voorschriften
Toen de Heilige Profeet (s) betrokken was in een strijd, gaf hij altijd het volgende vastberaden bevel:
Er mogen geen vrouwen worden vermoord
Er mogen geen kinderen worden vermoord
Ouderen mogen niet worden gehinderd
Er mag niets gezegd worden tegen de vluchtelingen, monniken of kluizenaars
Niemand mag worden verbrand
Er mogen geen dieren worden omgebracht
Er mag geen boom worden omgehakt
Niet zoals je vijanden doen, mag van niemand de neus of het oor worden afgesneden.
Na de overwinning, verkondigde hij altijd:
Gewonden mogen niet worden gedood
Achtervolg iemand die ontsnapt niet onnodig.
En met betrekking tot de krijgsgevangenen, vroeg hij altijd om een vriendelijke behandeling.
Zo verklaarden de mensen die gevangen waren genomen na de Strijd van Badr zelfs: O mijn God. De Moslims liepen, zodat wij konden rijden; zij bleven hongerig, omdat zij ons te eten gaven; zij bleven dorstig, omdat zij ons water gaven. (Bukhari, Muslim, Tirmidhi, Abu Daud)
Zij die de Islam een strijdlustig, schietgraag en extremistisch geloof noemen, moeten zich afvragen of een strijdlustig geloof zulke leerstellingen kan voortbrengen. Geef de Islam niet de schuld van de daden van enkele mensen en organisaties, en noem dit dan Islam. Vandaag de dag, waarin men zichzelf beschouwt als hoog ontwikkeld en verstandig, zou men zich moeten afvragen of deze hoge waarden zich manifesteren wanneer bommen van de hemel neervallen, wanneer raketten op steden en woningen worden afgevuurd. Hoeveel onschuldig bloed is vergoten tijdens willekeurige bombardementen die hier plaatsvinden en die hier iemand doden en daar weer iemand anders? In de gebieden waar anarchie heerst, zijn er elke dag begrafenissen van ouderen, vrouwen en kinderen. Zulk nieuws blijft niet verborgen voor onze ogen. Tot besluit eindig ik mijn onderwerp over de mooie leerstellingen van de Islam en zijn bevordering van vrede en zijn leerstellingen die de mensheid verenigen tot één enkele broederschap, met een uitsprak van een Christelijke historicus, Georgie Zeidan: Een elementaire reden voor de snelle vooruitgang in de Moslim ontwikkeling is dat de Khalifa’s van de Islam hoge waarde hechtten aan de geleerden van alle geloven en alle mensen, en hen altijd verrijkten door het toekennen van giften en gaven. Zij bekommerden zich niet om hun religie of nationaliteit of hun afstamming of geloof. Onder hen waren Christenen, Joden, Sabijnen, tovenaars, waarheidsprekers, in feite mensen uit alle groepen. De Khalifa’s traden hen tegemoet met grote eerbied, respect en achting. De niet-Moslims hadden dezelfde rechten en vrijheden die de Moslimleiders en bestuurders genoten. (Tarikh Al Tamaddan Al Islami Dl. 3, blz. 194)
Als nu nog iemand zou zeggen dat de Islam geen godsdienst van vrede is, dan zou dat een groot onrecht zijn. Ik hoop dat ik, ondanks de korte tijd, enkele aspecten van de Islamitische leerstellingen over vrede heb kunnen laten zien. Ik ben u dankbaar dat u mijn voordracht met aandacht en respect hebt aangehoord.