De uitdrukking Khatamun Nabiyyin wordt gebruikt in de Heilige Koran in de Soera Ahzab. Het vers luidt:
“Mohammed is niet de vader van één uwer mannen, maar de boodschapper van Allah en het zegel der profeten; Allah heeft kennis van alle dingen.”(33:41)
Om de betekenis van de term Khatamun Nabiyyin duidelijk te maken zal ik hier eerst twee gezegden van de Heilige Profeet (s) zelf aanhalen. Deze zal ik aanvullen met woorden van bekende islamitische heiligen van verschillende tijden en gebieden.
Hadith
Mohammed (s) zei: “Ik was Khatamun Nabiyyin voordat Adam geboren werd.” (Tafsir ibn Kathir, op gezag van Musnad Ahmad bin Hanbal).
Toen zijn zoon Ibrahim (r) stierf, zei hij: “Als Ibrahim geleefd had, zou hij een profeet zijn geweest.” (Ibn Majah, Vol. I, Kitabul Janaiz)
Hazrat Aisha (r) was de vrouw van de Heilige Profeet (s) en de dochter van de eerste Kalief van de Islam. Ze staat bekend om haar intelligentie, vroomheid en kennis. Van haar wordt vermeld dat ze zei: “Zeg dat hij het Khatamun Nabiyyin is maar zeg niet dat er geen profeet na hem zal komen.”1
Deze woorden dragen veel betekenis in zich en ze passen precies binnen de context van het Koran vers. Aisha (r) bedoelt dat in dat vers het woord Khatam niet betekent ‘de laatste in tijd’.
De heiligen en de geleerden
Maulana Mohammed Shafi, mufti van Deoband, zegt dat bovenaangehaald gezegde van Hazrat Aisha (r) ook wordt gevonden in Tawilu l-ahadith en voegt toe: “De betekenis van la nabi ba’di (‘geen profeet na mij’) is op het eerste gezicht dat er geen profeet, hetzij een vroegere of een latere, na de Heilige Profeet zal komen. Omdat deze uitleg in tegenspraak is met het algemeen aanvaarde leerstelling over de komst van de Messias, evenals het geloof onder de metgezellen van de Heilige Profeet (s) betreffende de tweede komst van Jezus (a), hebben Hazrat Aisha (r) en Mughira (r) verzocht dat de woorden niet gebruikt worden in tegenspraak met deze Leerstellingen.” (Khatm-i Nubuwwat fil-Quran, p. 67)
In het Shi’itische commentaar op de Heilige Koran (Majmaul-Behrain, door Abdul Hasan Ali bin Muhammad, gest. 445 AH.) staat (bij Khatam) dat de betekenis van Khatamun Nabiyyin is, dat de Heilige Profeet (s) het Ornament der Profeten is.
Shaikhul Akbar Muhyud-Din Ibn Arabi
(geb. 560 AH, Murcia, Spanje, gest. 638 AH in Damascus) is een geleerd en groot heilige in de islamitische wereld. Hij interpreteert de term Khatamun Nabiyyin op dezelfde manier. Maulvi Khuda Bakhsh Khan, president van het Hoog Gerechtshof in Hyderabad (Deccan) citeert Abu Yahya’s Asarul Bilad, waarin over Ibn Arabi wordt gezegd dat … hij een uiterst geleerde heilige was en uitmuntend onderricht in religie en filosofie … hij kent geen gelijke. (Mahbubul-Albab, p. 512)
De term Khatamun Nabiyyin legt Ibn Arabi als volgt uit: “Als u vraagt wat de rede is van het Khatam en wat zijn betekenis is, antwoord ik: de rede is volmaaktheid, en de betekenis is voltooiing en beëindiging… Allah beëindigde deze openbaring met de Shari’at (‘weg’) van Mohammed (s), en aldus werd hij het Khatamun Nabiyyin.”
Hij verduidelijkt dit vervolgens: “Dat wil zeggen, de taak van ‘Tashri-eei Nubuwwat’ was met hem beëindigd. Muhammad (s) werd ‘Khatamun Nabiyyin’ omdat hij volmaaktheid heeft gebracht.”
In dit verband bespreekt Ibn Arabi ook op verschillende plaatsen de Hadith ‘geen profeet na mij’. Ik zal hieromtrent twee van zijn uitspraken aanhalen.
1. “Het profeetschap dat is beëindigd met de Profeet is alleen de Nabuwwat Tashr-i-eei en niet de hoogte of de rang van het profeetschap [op zich]. Dus er zal geen wet komen die de zijne opheft, en geen nieuwe wetten zullen er aan worden toegevoegd. Dit is dus de betekenis van zijn gezegde, dat Risalat en Nubuwwat zijn beëindigd en dat er geen profeet zal zijn na hem. Dus: er zal geen profeet zijn die tegen zijn wet zal ingaan.” (Fotoohat-i Makkiyya, Vol. II, p. 3)
2. Dus het profeetschap is niet geheel opgeheven. Daarom zeg ik, alleen het Nabuwwat Tashr-i-eei is opgeheven. En dit is de betekenis van ‘geen profeet na mij’. (Ibid, p. 64)
Maulana Jalalud-Din Rumi (geb. 604 AH in Balkh, gest. 672 AH in Konya) is een uitzonderlijke persoonlijkheid van de islam.
Maulana Shibli Numani zegt dat hoewel Maulana Rumi bekend staat als mysticus, hij ook alle islamitische geloofspunten en instellingen in de praktijk heeft toegelicht op een uiterst effectieve manier. Hij maakt ze inzichtelijk zoals niemand anders. (Life of Maulana Roomi, Shahjahanpuri Press, Delhi, p. 1)
Hij legt de betekenis van Khatamun Nabiyyin uit door te zeggen er geen gelijke is van de Heilige Profeet vóór hem, noch er na hem ooit zal zijn. Het betekent volmaaktheid. Zijn woorden in het Perzisch zijn:
“behr-e în khâtam shod ast û ke bejûd mesl-e û na bowad-o na khwahand bûd chûnke dar san’at bord ustâd-e dast to nagu’i khatm-e san’at bar to ast”
Hij werd geschapen voor dit zegel Zoals hij zal er geen zijn en zijn er geen geweest Zoals de Meester de schepping onderhoudt Zeg je dan niet ‘op mij is het zegel’? (Ilhami Manzoom, hoofdstuk 6, samengesteld door Maulvi Feroz Khan, 1350 AH, p. 19)
Syed Abdul Karim (geb. ca. 767 en gest. 811 AH) uit Djil bij Baghdad heeft een sterk stempel gedrukt op de vorming van het religieuze denken in grote delen van de islamitische wereld en met name in Oostelijk India. (Encyclopaedia of Islam). Hij zegt: “De taak van het Tashr-i-eei Nabuwwat kwam met hem tot een einde en Mohammed werd het Khatamun Nabiyyin.” (Al-insanul Kamil, Cairo, 1304 AH, hoofdst. 36, p. 76)
Imam Shaarani (Cairo, geb. 898, gest. 973 AH) was een zeer geleerde autoriteit onder de moslims. Maulvi Khuda Bakhsh Khan, President van het Hooggerechtshof in Hyderabad (Deccan), zegt dat hij een zeer geleerde geestelijke van zijn tijd was. Hij was goed onderlegd in de Fiqah (rechtsscholen) van de vier Imams. (Mahbubul-Albab, Muqannan Press, Hyderabad Deccan, 1314 AH, p. 609). Hij zegt: “Begrijp goed dat het profeetschap na Mohammed (s) niet in absolute zin beëindigd werd. Het is alleen het Tashr-i-eei Nabuwwat dat werd beëindigd.” (Al-Yawaqeeto wal Jawahar, Vol II, 1304 AH, p. 43)
Imam Muhammad Tahir Gujrati (geb. in Patan Gujrat in 914 AH) is een vooraanstaande moslimgeleerde. Zozeer dat men zegt dat Akbar de Grote als een eerbewijs eigenhandig zijn tulband voor hem op zijn hoofd zette. Hij zegt: “Dit gaat niet in tegen de hadith geen profeet na mij omdat de Heilige Profeet hiermee bedoelde dat er geen profeet zal zijn die zijn weg (Sharia) verandert.” (Takmala Majmaul Bihar, p. 85).
Mulla Ali bin Muhammad Sultan al-Qari (Herat, gest. 1014 AH) was een grote rechtsgeleerde van de Hanafitische School. Hij schreef commentaren op Mishkat, Fiqah Akbar, Shifa, Shamail, Ainul-Ilm, etc. De betekenis van Khatamun Nabiyyin maakt hij zeer duidelijk: “Als Ibrahim had geleefd en een profeet zou zijn geweest, evenals Umar een profeet was geweest, dan nog zouden beiden de volgelingen van de Heilige Profeet (s) zijn zoals Jezus (a) en Khidhr (a) en Ilyas (a) dat waren. Dit zou niet in tegenspraak zijn met Gods woord omtrent het Zegel der Profeten omdat dit woord betekent dat er geen profeet na hem zal komen die zijn wet verandert en niet tot zijn volgelingen behoort. (Mauzooat Kabir, p. 69, Muhammadi Press, Lahore, 1302 AH).
Allama Zurqani (gest. 1122 AH) schrijft in zijn werk Sharah Mawahibul Lodunnia (Vol. II, p. 163) dat de betekenis van het woord Khatam is ‘volmaaktheid’ en ‘onderscheiding’.
Hazrat Shaikh Ahmad Shirindi (geb. 971, gest. 1034 AH) staat bekend als de ‘Hervormer (Mujeddid) van het Duizendste Jaar’ en is een grote autoriteit. Hij zegt: “Dat iemand, na de komst van het Khatam, de verheven eigenschappen van het profeetschap overerft door gehoorzaamheid aan het Khatam, is er niet mee in tegenspraak dat deze het Khatam is.” (Maktoobat Imam Rabbani, Vol. I, Newal Kishore Press, Cawnpur, 1303 AH, p. 432).
Shaikh Qutbud-Din Ahmad, beter bekend als Shah Wali Ullah Muhaddis van Delhi (geb. 1114, gest. 1176 AH) heeft dezelfde mening. Hij zegt: “De profeten zijn beëindigd met Mohammed (s) in die zin, dat er na hem geen gevonden zal worden aan wie God de taak gaf de mensen een wet te brengen. (Tafheemat-i-Ilahiya, deel II, Barqi Press Bajnaur, p. 72-73).
Abu Tayyab Siddiq bin Hasan bin Ali, Albukhari, Alqanouji (Barielli, geb. 1248 AH) zegt in zijn beroemde commentaar op de Heilige Koran (Fathul Bian, Vol. VII, p. 286), dat de betekenis van Khatamun Nabiyyin luidt dat de Heilige Profeet het Zegel is waarmee de profeten zijn onderscheiden.
Maulana Mohammed Qasim Nanautavi (geb. 1248, gest. 1297 AH) was de stichter van Deoband. Hij zegt: “Het gewone volk denkt dat de Heilige Profeet Khatam was in de betekenis dat hij na de voorgaande profeten kwam, en als laatste kwam in de tijd. Mensen van inzicht begrijpen evenwel dat als laatste te komen in de tijd geen enkele verworvenheid inhoudt. (Tahzirun-Nas, p. 3, Qasimi Press, Deoband).
Hij voegt hieraan toe (p. 10): “De Heilige Profeet (s) is niet de vader geworden van mannelijke nakomelingen in de letterlijke zin, maar hij is de geestelijke vader van zijn volgelingen, waaronder ook profeten.”
Maulvi Abdul Haye Farangi Mahalli van Lucknow (geb. 1264, gest. 1304 AH) schrijft in zijn boek Daf-e ul Waswas, op p. 12: “Dat er in de era van de Heilige Profeet een profeet zou opstaan is niet onmogelijk. Het is alleen onmogelijk dat er iemand zou zijn die een nieuwe wet (Sharia) zou brengen.”
samenvattend
Al deze aanhalingen laten zien dat bekende islamitische heiligen van verschillende nationaliteiten, tijden en landstreken de term Khatamun Nabiyyin hebben geïnterpreteerd op een manier die de komst van een profeet na Mohammed (s) toestaat. Als hij geen nieuwe wet brengt is zijn komst niet tegen de leerstelling dat Mohammed (s) het Zegel is. Ik zal hier niet verder gaan met het bespreken van de term Khatamun Nabiyyin in de betekenis die eraan wordt gegeven middels de woordenboeken en de regels van de grammatica; dit zal in een andere tekst worden besproken. Maar zo veel is duidelijk, de term houdt in dat de Heilige Profeet (s) zonder enige twijfel het Zegel en de Vader is van de uitverkorenen van God. Hij is het Hoofd en niet de staart. Hij is Sayyed-e walad-e Adam, dwz. het Hoofd van de Kinderen van Adam, moge de vrede en zegeningen van Allah met hem zijn.
(1) Dit gezegde is vermeld in ‘Takmilah Majmaul Behar’ (van Mohammed Tahir Gujrati, geboren in 903 en gestorven in 986 AH. p. 85, Nival Kishore press, Lucknow; 1283 AH) en Dur-e Mansur (commentaar door Imam Jalalud-Din Suyti, 849-911 AH. Vol.5, p.204, Maimaniyya Press, Cairo, 1314 AH)
appendices
Appendix 1. Hadith
Mohammed (s) zei: “Ik ben de laatste der profeten en mijn moskee is de laatste der moskeeën.”
Als Mohammed (s) de laatste profeet in de tijd zou zijn, dan zou volgens deze hadith zijn moskee in Medina ook de laatste in de tijd
moeten zijn. Het wordt echter als een zegening voor de Ummah beschouwd dat Allah haar na de moskee van de Profeet (s) nog vele andere moskeeën heeft geschonken. De betekenis van de hadith is duidelijk dat het huis van God dat Mohammed bracht, zijn Sunna, geen verandering meer zou ondergaan. Met hem werd de wijze van aanbidding van God voltooid.
Abu Huraira (r) vertelde dat Mohammed (s) zei: “Onder de volken die jullie voorgingen waren er die door God werden geïnspireerd, hoewel zij geen profeten waren. Zo er onder mijn volgelingen zo iemand is, het is Umar. (Sahih Bukhari, deel 5, boek 57, nummer 38)
Van Abu Hurairah. Mohammed (s) zei: De visioenen van een gelovige zijn één vijfenveertigste van het profeetschap. Een ware droom is van de blijde tijdingen van Allah. (Sahih Muslim nummer 4200)
Van Abu Hurairah. Mohammed (s) zei dat Allah zei: “Als Ik Mijn dienaar liefheb, word Ik het oog waarmee hij ziet, het oor waarmee hij hoort, de tong waarmee hij spreekt, de hand waarmee hij pakt en de voet waarmee hij loopt, en zou hij Mij om bescherming vragen dan zou Ik hem niet weigeren. (Sahih Bukhari, deel 8, boek 76, nummer 509)
Appendix 4. Ayatul-Istikhlaaf
“Allah heeft aan degenen onder u die geloven en goede werken verrichten beloofd, dat Hij hen voorzeker tot khalifa’s op aarde zal stellen, zoals Hij degenen vóór hen tot khalifa’s maakte en dat Hij de godsdienst, die Hij voor hen heeft gekozen, zeker zal bevestigen, en dat Hij hun na hun vrees, vrede en veiligheid zal geven; Mij zullen zij aanbidden en niets met Mij vereenzelvigen. Maar wie daarna het geloof verwerpen, zullen overtreders zijn.” (Koran 24:56)
Khilafat (geestelijk leiderschap in de wereld) wordt hier beloofd met het woord astakhlafa. Let op dat dit alleen wordt beloofd aan de moslims die geloven en goed doen. Die niet goed doen zullen dus buiten de Ummah van de khalifa’s vallen; ze zullen hen niet herkennen omdat ze het goede niet kennen. Let ook op de waarschuwing die wordt gegeven aan hen die het geloof verwerpen als de khalifa’s dit hebben bevestigd. Ze zijn overtreders omdat ze de bevestiging van de Ummah verwerpen.
Appendix 5. de Mujaddidien en de Mahdi
Abu Huraira (r) verklaarde dat de boodschapper van Allah (s), zei: “Waarlijk, Allah zal voor dit volk [de moslims] bij de wisseling van iedere eeuw iemand doen opstaan die hun godsdienst zal doen herleven.” (Abu Daud, Boek 37, Nummer 4278)
[Jabir Ibn Samrah vertelde dat Mohammed (s) zei:] “Deze religie zal krachtig blijven totdat er twaalf khalifa’s over jullie hebben geregeerd.” (Abu Daud, Kitabul Mahdi)
Ibn Mu’ti vertelde dat de boodschapper van Allah zei: “Iemand die sterft en geen trouw heeft afgelegd aan een leider, sterft alsof de islam voor hem nooit had bestaan [lett. ‘als in de tijd van onwetendheid’]. (Sahih Muslim, boek 020, nummer 4562)
Deze zelfde hadith wordt geciteerd door Hazrat Maulana Rumir, in de contekst vande Mujeddid: “Wie de Volmaakte Mens van de Tijd niet ziet, sterft als een ongelovige.” (Reynold A. Nicholson (ed.) Mathnawi-e Ma’nawi, Londen, 1925, 2:3325)
“God heeft mij aangewezen om de Hervormer te zijn voor deze eeuw.”
(Hazrat Imam Muhammad al-Ghazali (5e eeuw, Deliverance from Error, transl. W.M. Watt.)
Een lijst van bekende Mujeddidien met hun eeuw:
1. Hazrat Umar bin Abdul Azizr;
2. Hazrat Imam Malikr;
3. Hazrat Abu Sarahr;
4. Hazrat Abu Obaidullahr;
5. Hazrat Imam Ghazalir;
6. Hazrat Abdul Qadir Jilanir;
7. Hazrat Khwaja Moinuddin Chishtir;
8. Hazrat Hafiz bin Hajarul Asqlanir;
9. Hazrat Syed Muhammad Jonpurir;
10. Hazrat Imam Jalalud-Din Sayutir;
11. Hazrat Mujaddid Alif Sanir;
12. Hazrat Shah Waliullahr;
13. Hazrat Syed Ahmad Barelvir.
De veertiende eeuw
“[Allah] heeft mij aan het begin van deze 14 de eeuw aangewezen om de taak van de vernieuwing en herleving van de islam uit te voeren en deze religie te verstevigen, zodat ik in deze tijd van verwarring de prachtige eigenschappen en kwaliteiten van de Heilige Koran uiteen zou zetten; de grootheid en de glorie van de Heilige Profeet Mohammed (s) duidelijk zou maken en aan al die vijanden die de islam aanvallen, gepaste antwoorden zou geven.” (Hazrat Ahmad (a), de gezalfde en rechtgeleide Imam, 1882)
“Ik kan iedere zoeker naar waarheid genoeg bewijs geven; vanaf de tijd van onze heer en meester Mohammed (s) zijn er elke eeuw weer mensen opgestaan door wiens tekenen God de mensen heeft rechtgeleid. Bijvoorbeeld Syed Abdul Qadir Gilani, Abdul Hasan Kharqani, Abu Yazid Bistami, Junaid Baghdadi, Muhyuddin Ibn Arabi, Dhunnun Misri, Mu’inuddin Chishti Ajmeri, Qutbuddin Bakhtiar Kaki, Fareeduddin Pakpatanni, Nizamuddin Dehlavi, Shah Waliullah Dehlavi en Shaykh Ahmad Shirindi, moge Allah blij zijn met hen allen. Hun aantal overschrijdt de duizenden. Zoveel bijzondere feiten zijn er over hen opgetekend in de geschiedenisboeken dat zelfs een bevooroordeelde wel aan hun hun tekenen en wonderen moet toegeven. Ik zeg u dat ik met mijn onderzoek tot de conclusie kom dat er geen parallel is in de geschiedenis van de religie voor de tekenen ter bevestiging van de islam en de waarachtigheid van de Heilige Profeet (s), zoals die zijn getoond door de Auliâ-Ullâh (Vrienden van God) van de moslimgemeenschap.” Hazrat Ahmad (a) (Kitabul Bariyyah, p. 91-92. Opgenomen in The Essence of Islam, p. 23)
“Dat de Koran beschermd wordt betekend niet alleen dat zijn tekst wordt bewaard. Dat deden de joden en christenen in vroegere jaren ook met hun boeken; zozeer zelfs dat de vocalisatie van de Torah in berekening was vastgelegd. Maar met het beschermen van de Koran wordt zowel de tekst bedoeld, als ook zijn zegeningen en zijn kracht. En dat wordt bewaard middels Gods decreet, dat in elke tijd opvolgers van de Heilige Profeet (s) verschijnen die de schatten van het profeetschap ontvangen door reflectie, en die alle zegeningen van de boodschappers genieten. En dit wordt bedoeld in het vers: “Allah heeft aan degenen onder u die geloven en goede werken verrichten beloofd, dat Hij hen voorzeker tot stedehouders op aarde zal stellen, zoals Hij degenen vóór hen tot stedehouders maakte en dat Hij de godsdienst, die Hij voor hen heeft gekozen, zeker zal bevestigen.”” Hazrat Ahmad (a)
(Shahadatul Quran, p. 42-43. Opgenomen in The Essence of Islam, p. 316.)
Verlossing en het eeuwigdurende geluk is in het ontmoeten van God. Niemand bereikt het dan door het volgen van de Heilige Koran. Als de mensen zouden hebben gezien wat ik heb gezien, dan zouden ze hun verzinsels laten voor wat ze zijn, en komen rennen naar de waarheid. Dit gesprek met God is het middel om de kennis te verkrijgen waardoor men Hem ziet, om het water te verkrijgen dat alle twijfel wegwast, en de spiegel waarin we het Hoogste Wezen aanschouwen.
Wiens ziel naar waarheid zoekt, sta op en ga erheen. Ik zeg u, als de mensen werkelijk zouden zoeken, als harten werkelijk zouden dorsten, dan zouden ze deze weg bewandelen. En ik verzeker hen
dat alleen de islam hiervan het goede nieuws brengt, want anderen hebben lang geleden de mogelijkheid van openbaring afgesloten. Weet dat God een dergelijk zegel niet legt; wanneer de mens zich ervoor afsluit, dan zoekt hij excuses voor zijn eigen gebrek. Hazrat Ahmad (a)
(Islami Usul ki Philosophy, p. 128-129. Opgenomen in The Essence of Islam, p. 231.)
Eénheid en de Mujeddid Eénheid is iets wat uit de Hemel moet nederdalen, omdat het één van Gods exclusieve eigenschappen is. De aarde is het gebied van verdeeldheid, zoals de bomen één zijn in hun stam, maar zich steeds verder verdelen in hun takken en hun wortels. De moslims hebben allen een Koran in hun huis, maar ze zijn meer verdeeld dan de andere volkeren op aarde. Om de éénheid van de Ummah te bewaren moet Allah deze sturen met de kracht en het voorbeeld van iemand die van de Hemel is gezonden. En de moslims hebben volgens de Hadith en de Koran de verantwoordelijkheid gekregen de éénheid te bewaren door het beste voorbeeld te zoeken en de Mujeddid te volgen. Als sommigen blind worden voor het goede voorbeeld, vallen zij buiten de door Allah onderhouden gemeenschap van gelovigen en brengen zichzelf in gevaar. De Israëlieten hadden ook een Boek van God, maar toen Jezus (a) kwam om éénheid te brengen door het beste voorbeeld te tonen voor hun omstandigheden, waren ze blind voor hem. Israël viel definitief uit elkaar en de joden raakten verstrooid en geteisterd over de hele wereld. Mohammed (s) waarschuwde de moslims hiervoor: [Als gij ophoudt het goede te gebieden en het kwade te verbieden.] Als datgene wat met de Israëlieten gebeurde met u gebeurt (…) dan is de kennis in handen van de allerlaatste van u en gaat de macht over in handen van de allerminste van u. (Ibn Majah)
Appendices door Drs. Abdul Haq Compier.