KJ-Summary-NL-20241227 KJ-Summary-FR-20241227
KJ-Summary-UR-20241227 KJ-Summary-BN-20241227
Samenvatting vrijdagpreek 27 December 2024
Gegeven door Hazrat Khalifatul Masih V (aba)
In de vorige vrijdagpreek ging Huzoor-e-Anwar (aba) verder met het bespreken van het leven van de Heilige Profeet (sa) en sprak over de expeditie van Zaid bin Harithah (ra). Deze expeditie werd gestuurd in Jumadi al-Akhir, 6 AH, naar het gebied van Hismi, voorbij Wadi al-Qura.
Hazrat Dahiyah Kalbi (ra) was op weg terug naar Medina na een ontmoeting met de Byzantijnse keizer, maar onderweg werd hij aangevallen door leden van de stam Banu Juzam, die al zijn bezittingen en geschenken roofden. De Heilige Profeet (sa) zond een leger van 500 man onder leiding van Zaid bin Harithah (ra) om actie te ondernemen. Zaid viel de stam aan, doodde enkele van hen en de rest vluchtte. Hun rijkdom werd in beslag genomen als oorlogsbuit.
Later kwamen enkele leden van de Banu Juzam-stam, die al Islam hadden omarmd, naar de Heilige Profeet (sa) en vroegen om de gevangenen vrij te laten en de in beslag genomen goederen terug te geven. De Heilige Profeet (sa) gaf op hun verzoek de opdracht om de gevangenen vrij te laten en hun bezittingen terug te geven.
In Sha’ban 6 AH werd de expeditie van Abdur Rahman bin Auf (ra) gestuurd naar Dumatul-Jandal. Er werd een leger van 700 man gestuurd. De Heilige Profeet (sa) gaf instructies om oneerlijkheid en verraad te vermijden, vrouwen, ouderen en kinderen niet te doden en te streven naar een vreedzame oplossing. Hij adviseerde ook dat als de tegenstanders vrede zouden accepteren, Abdur Rahman met de dochter van de leider zou trouwen.
Aanvankelijk verzamelden de vijandelijke troepen zich voor de strijd, maar al snel, door prediking, omarmden de leider en verschillende anderen de Islam. Abdur Rahman trouwde met de dochter van de leider, en uit dit huwelijk werd Abu Salamah geboren, die later als rechter in Medina diende.
Op een keer was een groep Muhajireen aanwezig bij de Heilige Profeet (sa), en hij zei dat er vijf boosheden waren waarvan hij bescherming zocht voor zijn ummah:
- Wanneer immoraliteit en onbeschaafdheid zich verspreiden in een samenleving.
- Wanneer oneerlijkheid opduikt bij het wegen en meten.
- Wanneer luiheid en verwaarlozing van Zakat en aalmoezen heersen, wat leidt tot hongersnood.
- Wanneer een samenleving haar verbond met Allah en Zijn Boodschapper verbreekt, wat ertoe leidt dat een andere natie over hen wordt opgelegd.
- Wanneer geleerden uitspraken doen die in strijd zijn met de Sharia en de religie vervormen voor hun persoonlijke motieven, wat leidt tot verdeeldheid en conflicten onder de mensen.
De Heilige Profeet (sa) waarschuwde tegen deze boosheden, en helaas komen deze nu vaak voor onder de moslims. We moeten allemaal bescherming zoeken bij Allah tegen dergelijke praktijken en proberen ze te vermijden.
In Sha’ban 6 AH werd de expeditie van Ali bin Abi Talib (ra) gestuurd met 100 man richting de Banu Sa’d bin Bakr-stam. De reden voor deze expeditie was inlichtingen dat zij van plan waren de Joden van Khaibar te steunen, die een vesting tegen de moslims waren geworden.
Reizend bij nacht en schuilend bij dag bereikte de moslimcontingent de Banu Sa’d. Een van hun leden, die als staatsgetuige onder een amnestieverklaring werkte, werkte samen met de moslims. Door een verrassingsaanval werden de Banu Sa’d verspreid, en Hazrat Ali (ra) keerde terug naar Medina met de oorlogsbuit.
In 7 AH werd een expeditie onder leiding van Abu Bakr Siddiq (ra) gestuurd naar de Banu Kilab in Najd. Salamah bin Al-Akwa (ra) vertelt: “Wij namen deel aan Jihad onder leiding van Hazrat Abu Bakr Siddiq (ra), die door de Boodschapper van Allah (sa) als onze commandant werd aangesteld.” Tijdens deze campagne werden enkele van de polytheïsten gevangen genomen en gedood. Op die dag was ons strijdkreet “Ummat, Ummat”.
Vervolgens werden enkele overledenen genoemd.
De eerste was de gerespecteerde Tyeb Ali Sahib, een Bengaalse Darwesh uit Qadian. Hij kwam in 1945 naar Qadian en dacht er nooit aan terug te keren naar zijn thuisland. Tijdens de verdeling van India vroeg hij om in Qadian te blijven. Hij was een zeer vrome persoon. Onder de Darweshan-e-Qadian was hij de laatste overlevende Darwesh.
De volgende vermelding is van de gerespecteerde Muhammad Din Naz Sahib, die diende als de Sadr van de Anjuman Ahmadiyya Rabwah. Zijn vader accepteerde Ahmadiyyat in 1942. Muhammad Din Naz Sahib begon in 1965 aan Jamia Ahmadiyya en gaf daar ook les in Arabische grammatica. In 2018 werd hij aangesteld als Sadr van de Anjuman Ahmadiyya.
Hij had de gelegenheid om te dienen in Khuddam-ul-Ahmadiyya en Ansarullah. Hij werd ook gevangengezet voor zijn geloof en bekleedde verschillende andere verantwoordelijke posities. Hij was regelmatig in gebed, Tahajjud en aanvullende Nawafil. Hij onderhield een toegewijde relatie met de Khilafat en vervulde de rechten van zijn Waqf.
De volgende vermelding is van de gerespecteerde Akmarat Haiki Sahib, die de Nationale President van de Jama’at in Turkmenistan was. Hij woonde de Jalsa Salana voor het eerst bij in 2010 en sloot zich daarna aan bij de Internationale Bai’at. Hij werkte aan de vertaling van de Heilige Koran in het Turkmen, wat hij vorig jaar voltooide. Geboren in een moslimfamilie, was hij de eerste Ahmadi in Turkmenistan.
Moge Allah Zijn genade en vergiffenis schenken aan de overledenen. Ameen.