Samenvatting vrijdagpreek 06 Sept 2024 – Mohammed (sa): Het Grote Voorbeeld

KJ-Summary-NL-20240906           KJ-Summary-FR-20240906

KJ-Summary-UR-20240906            KJ-Summary-BN-20240906

 

Samenvatting vrijdagpreek 6 September 2024
Gegeven door Hazrat Khalifatul Masih V (aba)

Voortgaand met de bespreking van het leven van de Heilige Profeet (sa), sprak Huzoor-e-Anwar (aba) over de Slag van de Greppel, ook bekend als de Slag van Ahzab. Deze veldslag vond plaats in het vijfde jaar na de Hijra. Verzen 10 tot 26 van Soerah Al-Ahzab, die de gebeurtenissen van deze slag beschrijven, werden gereciteerd.

In deze strijd werd voor het eerst in de Arabische geschiedenis een greppel gegraven, vandaar de naam ‘Slag van de Greppel’. De veldslag wordt ook wel ‘Slag van Ahzab’ genoemd, omdat verschillende Arabische stammen zich hadden verenigd om tegen de moslims te vechten.

Kort na de migratie naar Medina gingen de leiders van de Joodse stam Banu Nazir naar Abu Sufyan in Mekka en zetten hem aan tot oorlog. Zij zwoeren bij de bedekking van de Ka’aba om de moslims volledig uit te roeien. Vervolgens gingen de leiders van Banu Nazir naar de stam van Banu Ghatafan en overtuigden hen om mee te doen, waarbij zij een leger van 6.000 man beloofden. Ze bezochten ook de leiders van Banu Sulaim, die eerder geprobeerd hadden de moslims aan te vallen maar daarin gefaald hadden. Toen zij over het grote leger hoorden, stemden zij in om mee te vechten. Evenzo bereidde Banu Fazzara zich voor op de strijd en nodigde hun bondgenoten, Banu Asad, uit.

De leider van Banu Asad, Talhah Asadi, accepteerde de uitnodiging, en andere stammen sloten zich ook aan bij de coalitie. Deze stammen stonden in heel Arabië bekend om hun gevechtskracht. Hoewel zij eerder tegen de islam waren, hadden zij zich nooit eerder verenigd om tegen de moslims te vechten. Dankzij de sluwe inspanningen van de Joden van Banu Nazir slaagden zij erin deze stammen te verenigen en voor te bereiden op een aanval. Na grondige voorbereiding begonnen deze felle stammen uit de Arabische woestijn een aanval op Medina, vastbesloten om niet terug te keren totdat ze de moslims volledig hadden uitgeroeid.

Twee Joodse stammen, die eerder uit Medina waren verbannen vanwege hun pogingen om onrust te zaaien en moorden te plegen, hadden zich verspreid. Sommige leden van Banu Nazir waren naar Syrië gegaan, terwijl anderen zich in de regio van Khaybar vestigden, waar al een groot aantal Joden woonde. Zij bereiden de andere Arabische stammen voor op oorlog. De details van het leger waren als volgt: de Quraish vertrokken met een troepenmacht van 4.000 man onder leiding van Abu Sufyan, waarbij Khalid bin Walid het bevel over de cavalerie voerde. Hun banier werd gehesen bij Dar al-Nadwa, de plaats waar de Quraish overlegden, en werd gedragen door Uthman bin Talha (die later de islam zou accepteren). Ze beschikten over 300 paarden en 1.500 kamelen. Banu Sulaim stuurde 700 mannen om zich bij de Quraish aan te sluiten, en Banu Fazzara leverde 1.000 strijders. In totaal bestond het gecombineerde leger van de verschillende stammen uit minstens 10.000 man. Hoewel sommige bronnen spreken van tot wel 24.000 soldaten. De hele coalitie stond onder leiding van Abu Sufyan bin Harb. Dit was de grootste militaire campagne in de Arabische geschiedenis, en ze waren goed uitgerust voor de oorlog.

De aanval op Medina door de gehele Arabische coalitie was geen kleinigheid. Met de jongeren, kinderen en ouderen van Medina meegeteld, bedroeg het aantal verdedigers slechts ongeveer 3.000. Daarentegen bestond het vijandige leger, geschat op 18.000 tot 20.000 man, volledig uit ervaren krijgers.

De alarmerende details van het complot van de Quraish en de Joden bereikten de Heilige Profeet ﷺ, die zijn metgezellen raadpleegde. Er werd besloten om Medina van binnenuit te verdedigen. Op advies van Salman Farsi (ra) en met goddelijke hulp werd een verdedigende greppel rond Medina gegraven. Deze greppel was zo diep en breed dat het onmogelijk was om deze zelfs met behulp van paarden over te steken.

Er werd ook verwezen naar de correspondentie tussen Abu Sufyan en de Heilige Profeet ﷺ. De overige details zullen, als God het wil, in de toekomst worden besproken.

Bid in deze dagen specifiek voor de Ahmadi’s in Pakistan. Moge Allah hen beschermen, hen behoeden voor de vijandigheid van hun tegenstanders, en het kwaad van de boosaardigen op henzelf laten terugkeren. Bid ook voor het algemeen welzijn van de wereld. Moge Allah de wereld beschermen tegen onrust en conflicten. Ameen.