ERSBERICHT
WAQF-E-NAU UIT FINLAND HEBBEN VIRTUELE ONTMOETING MET HOOFD VAN DE AHMADIYYA MOSLIMGEMEENSCHAP
“Niemand heeft het recht om een ander te dwingen de Islam te aanvaarden. Wie in zijn hart neigt naar de Islam, zal door Allah de Almachtige zelf naar de Islam worden gekeerd.” – Hazrat Mirza Masroor Ahmad.
Op 18 december 2021 hield het Wereldhoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, de Vijfde Khalifa (Kalief), Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad een virtuele online bijeenkomst met leden uit Finland van de Waqf-e-Nau van de leeftijd van 10 jaar en ouder.
Zijne Heiligheid zat de bijeenkomst voor vanuit de MTA International Studio in Islamabad, Tilfor. Terwijl de Waqf-e-Nau jongens en meisjes verzameld waren in het Ahmadiyya Moslim Gemeenschap Missiehuis in Helsinki, Finland.
Na een formele sessie die werd ingeleid met het reciteren van de Heilige Koran, kregen de aanwezigen de gelegenheid om Zijne Heiligheid een reeks vragen te stellen met betrekking tot hun geloof en met hedendaagse kwesties.
Een van de aanwezigen vroeg Zijne Heiligheid hoe zij het beste konden omgaan met hun medescholieren die geen moslims waren.
In antwoord hierop zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad dat ze moeten proberen hun ware vrienden te zijn en hun eigen goede morele karakter te tonen. Zijne Heiligheid zei dat dit barrières zou doorbreken en wegen zou openen om de ware leer van de Islamten toon te stellen.
In de omgang met niet-moslims verklaarde Zijne Heiligheid dat Ahmadi-moslims hun eigen religieuze leerstellingen en praktijken nooit mogen verlaten of opgeven.
Hazrat Mirza Masroor Ahmad ging verder:
“Als jij het huis van je vriend bezoekt en de tijd voor het gebed nadert terwijl jij bij hem bent, laat je vriend dan weten dat het jouw tijd voor het gebed is en vraag of er een plaats is waar jij je gebed kunt doen. Verder moet je vriendelijk en over goede dingen met hen spreken en als iemand anders op een onbeleefde of zich op een verkeerde manier uit, zeg hem dan dat je niet van zulke praat houdt en dat hij over goede dingen moet spreken en over die onderwerpen die jouw kennis vergroten.”
Hazrat Mirza Masroor Ahmad verklaarde nog:
“Als je anderen met vriendelijkheid en respect behandelt en blijk geeft van een goede moraal, zullen zij dichter bij je komen en ook geïnteresseerd raken in de Islam.Zo, zullen zij vragen stellen en met jou praten. Op deze manier opent het ook opportuniteiten voor Tabligh. Zelfs op jonge leeftijd zijn sommige kinderen in staat om de leer van de Islam over te brengen door hun goede gedrag en elocutie. Daarom is het verkeerd om je af te scheiden van andere mensen alleen omdat zij een andere cultuur hebben dan jij. Jullie leven in dit land en sommige aspecten van de mensen om jullie heen zijn heel positief. Het kan geen kwaad die aspecten over te nemen. Je moet echter nooit de negatieve aspecten overnemen.”
Een ander Waqf-e-Nau-lid vroeg Zijne Heiligheid hoe zij kunnen reageren op degenen die zeggen dat als de Islam een vreedzame godsdienst is, waarom was er dan onrust en wanorde in moslimlanden, terwijl landen als Finland vreedzaam waren.
Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:
“Hun punt is een geldig punt. Aldus, vertel hen dat je tot hen spreekt [over de vreedzame boodschap van de Islam] zodat tenminste als zij enige bedenkingen of twijfels hebben dat de Islam een vreedzame religie is, die twijfels kunnen worden weggenomen. Zeg hen dat u dit niet zegt opdat zij moslims zouden worden. Moslim worden of van religie veranderen is een persoonlijke zaak voor iedere individu.”
Hazrat Mirza Masroor Ahmad verklaarde verder:
“Je kunt hen zeker vertellen dat zij misschien denken dat de Islam een onderdrukkende en extremistische religie is en dat dit de reden is dat je hen vertelt dat dit niet het ware gezicht van de Islam is. Laat hen weten dat dit je enige doel is en dat je geen bijbedoeling hebt waardoor je hen gaat vertellen dat ze moslim moeten worden. Niemand heeft het recht om een ander te dwingen de Islam te aanvaarden. Wie in zijn hart naar de Islam neigt, zal door Allah de Almachtige zelf naar de Islam worden bekeerd.”
Een van de aanwezigen vroeg ook hoe zij kunnen reageren op hun vrienden die beweren dat zij niets te winnen hebben bij het geloof in God omdat zij alle comfort van het leven al hebben.
Hazrat Mirza Masroor Ahmad said:
“Zeg hun, dat dit leven slechts een tijdelijk verblijf is. Er bestaat ook een eeuwig leven en in dat leven in het Hiernamaals beloont Allah zulke mensen die in Hem geloven. In feite, zelfs in dit leven, behandelt God degenen die in Hem geloven, Zijn rechten vervullen en Hem aanbidden, op een bijzondere manier. Zelfs in dit leven behandelt Allah de mensen die in Hem geloven op een andere manier dan degenen die dat niet doen. Wij geloven dus in Allah en hebben een vast geloof dat dit niet het enige leven is en dat er een volgend leven is in het Hiernamaals. Dit is een lering die door elke religie is gegeven.”
Hazrat Mirza Masroor Ahmad verklaarde verder:
“Je kunt waarnemen dat elke religie dezelfde lering heeft gebracht, geloven in Allah, een goede moraal tonen en voor elkaar zorgen. Het is waar dat na de komst van de religie, aanhangers de leringen hebben verdorven. Maar de fundamentele leerstelling was dezelfde. Atheïsten beweren ook dat de fundamentele morele leerstellingen door de profeten naar de wereld zijn gebracht.Daarom moeten wij in Allah geloven en Hem aanbidden en ook elkaars rechten naleven.”
Een andere jonge vrouw vroeg Zijne Heiligheid of hij iets kon vertellen over zijn tijd aan de universiteit.
Sprekend over zijn tijd op de universiteit in Pakistan tijdens het jaar 1974, toen Pakistan wetten stemde waardoor Ahmadi-moslims tot niet-moslim werden uitgeroepen en de ontberingen die Ahmadi-moslims werden aangedaan, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:
“Toen in 1974 de wanorde werd gesmeed tegen Ahmadi-moslims door extremisten, werden in die tijd onze persoonlijke bezittingen verbrand. Ze namen onze bezittingen uit onze kamer en staken ze in brand. Ze weerhielden ons ervan om naar de universiteit te gaan en sloegen heel wat Ahmadi-moslimstudenten.
We werden geconfronteerd met dergelijke onrechtvaardigheden. Voor de rest bleven wij als Ahmadi-moslims bij elkaar en was het een heel aangename sfeer. We plachten samen te bidden en leefden er als vrienden.”