Samenvatting vrijdagpreek 24 Okt 2025 – Mohammed (sa): Het Grote Voorbeeld

KJ-Summary-NL-20251024         KJ-Summary-FR-20251024

KJ-Summary-UR-20251024         KJ-Summary-BN-20251024

 

Samenvatting vrijdagpreek 24 Oktober 2025
Gegeven door Hazrat Khalifatul Masih V (aba)

In zijn vorige vrijdagpreek vervolgde Huzoor-e-Anwar (aba) met het bespreken van de gebeurtenissen rond de Slag van Tabuk.

Er was een man onder de hypocrieten genaamd Jadd bin Qais. Hij stond bekend als de tweede grootste hypocriet na Abdullah bin Ubayy. Tijdens het Verdrag van Hudaibiyah weigerde hij de eed van trouw af te leggen, en ook voor de Slag van Tabuk bracht hij een excuus naar voren om niet mee te hoeven gaan. Hij vroeg de Heilige Profeet (sa) om vrijstelling en zei dat zijn volk wist dat niemand sterker verlangde naar vrouwen dan hij, en dat hij vreesde dat hij, als hij tegen de Byzantijnen zou strijden en hun vrouwen zou zien, zichzelf niet zou kunnen beheersen. Toen de Heilige Profeet (sa) dit absurde excuus hoorde, wendde hij zich van hem af en zei dat hij niet hoefde deel te nemen aan de strijd.

Over Jadd bin Qais werd vervolgens de volgende Koranische openbaring neergezonden:
“En onder hen is hij die zegt: “Geef mij verlof, en stel mij niet op de proef.” (Heilige Koran, 9:49)

Huzoor-e-Anwar (aba) zei dat Jadd bin Qais later berouw toonde en een oprechte moslim werd.

Verder vertelde Huzoor Anwar (aba) dat er ook een groep mensen was die samenkwam om tegen de expeditie te samenzweren. Zij hadden in Medina een soort hoofdkwartier opgericht van waaruit ze valse berichten verspreidden om de moslims ervan te weerhouden ten strijde te trekken. De Heilige Profeet (sa) gaf de opdracht om dit hoofdkwartier af te breken, omdat hij berichten ontving over hun activiteiten. Hij had deze mensen lange tijd ongemoeid gelaten, maar toen hun samenzwering tegen het bestuur overging in daadwerkelijke ontwrichting, nam de Heilige Profeet (sa) wijze en doortastende maatregelen om de orde te herstellen.

Huzoor-e-Anwar (aa) benadrukte dat dit een belangrijk punt is om te onthouden: pogingen om het systeem (Nizam) te ondermijnen moeten krachtig worden aangepakt.

Toch was de genade van de Heilige Profeet (sa) zo groot dat hij geen bevel gaf om degenen die zich daar verzamelden te arresteren; hij beval slechts dat hun verzamelplaats vernietigd moest worden.

Bij de voorbereidingen op de Slag van Tabuk hielpen de welgestelden de armen door hen te voorzien van middelen zoals wapens en rijdieren. De Heilige Profeet (sa) droeg op dat zij die sterk waren, de zware reis konden verdragen en over rijdieren beschikten, zich gereed moesten maken voor de strijd. Een groep metgezellen vroeg de Heilige Profeet (sa) om rijdieren, maar hij had er op dat moment geen beschikbaar. Zij keerden terug in tranen, en de Heilige Koran beschrijft hen aldus:

“Noch op degenen die tot u kwamen en verzochten dat u hun een rijdier zou verschaffen, en u antwoordde: “Ik kan niets vinden waarop ik u kan doen rijden. Zij gingen met hun ogen vol tranen terug uit spijt dat zij niets konden vinden wat zij zouden kunnen besteden.” (Heilige Koran, 9:92)

Vanwege hun overvloedige tranen staan zij in de geschiedenis bekend als al-Bakka’un — degenen die hevig weenden. Volgens de meeste overleveringen bestond deze groep uit zeven personen.

Toen het leger zich opmaakte voor vertrek, stelde de Heilige Profeet (sa) plaatsvervangers aan om Medina te besturen. De hypocrieten dreven de spot met het feit dat Hazrat Ali (ra) in Medina achterbleef, hoewel hij was belast met de belangrijke taak om over de familie van de Heilige Profeet (sa) te waken. Dit kwetste Hazrat Ali (ra), en daarom nam hij zijn wapens en begaf zich naar de Heilige Profeet (sa), die inmiddels drie mijl buiten Medina was. Hij uitte zijn zorgen en zei dat hij sterk genoeg was om te vechten. De Heilige Profeet (sa) antwoordde: “O Ali, ben je niet tevreden dat jouw positie tegenover mij is zoals die van Aaron (as) tegenover Mozes (as)? Het enige verschil is dat jij geen profeet bent na mij.”

Nadat alle voorbereidingen waren getroffen, bleef de Heilige Profeet (sa) voortdurend bidden: “O Allah, als deze kleine groep mensen vernietigd wordt, dan zal er op aarde niemand overblijven om U te aanbidden.” Dit is dezelfde smeekbede die hij uitsprak in zijn allereerste strijd en ook in de laatste slag waarin hij deelnam.

Ondanks de valse propaganda van de hypocrieten bestond het islamitische leger uit 30.000 strijders, waaronder 10.000 ruiters. Dit was het grootste leger dat ooit onder leiding van de Heilige Profeet (sa) ten strijde trok.

Huzoor-e-Anwar (aba) zei dat hij in volgende preken meer details over deze gebeurtenis zal delen. Tot slot vermeldde hij dat hij het begrafenisgebed in afwezigheid zou leiden.