Samenvatting vrijdagpreek 10 Okt 2025 – Mohammed (sa): Het Grote Voorbeeld

KJ-Summary-NL-20251010         KJ-Summary-FR-20251010

KJ-Summary-UR-20251010         KJ-Summary-BN-20251010

 

Samenvatting vrijdagpreek 10 Oktober 2025
Gegeven door Hazrat Khalifatul Masih V (aba)

In de vorige vrijdagpreek vervolgde Huzoor-e-Anwar (aba) de beschrijving van het gezegende leven van de Heilige Profeet (sa) en gaf verdere toelichting op de veldtochten die plaatsvonden na de verovering van Mekka.

De expeditie van Qais bin Sa‘d bin ‘Ubada (ra) vond plaats in het achtste jaar na de Hijra. Na zijn terugkeer uit Ji‘ranah naar Medina, stuurde de Heilige Profeet (sa) verschillende afgezanten naar omliggende regio’s met de boodschap van de Islam. Hij zond Hazrat Qais bin Sa‘d, samen met 400 mannen, naar een stam in Jemen om hen uit te nodigen tot de Islam. Hazrat Qais (ra) was de zoon van Hazrat Sa‘d bin ‘Ubada (ra). Tijdens de verovering van Mekka nam de Heilige Profeet (sa) de vlag van Sa‘d over en gaf deze aan Qais. Toen een man uit die stam hoorde dat een islamitisch leger naderde, ging hij naar de Heilige Profeet (sa) en vroeg of het leger kon worden teruggeroepen. Uiteindelijk accepteerde de hele stam de Islam, dankzij de inspanningen van Hazrat Ziyad bin Harith (ra).

De expeditie van Hazrat ‘Uyainah bin Hisn Fazari (ra) vond plaats in Muharram van het negende jaar na de Hijra en was gericht tegen de stam van Banu Tamim. De aanleiding was dat deze stam andere stammen had aangespoord geen Zakaat te betalen. Er nam geen enkele Muhajir of Ansari deel aan deze expeditie. ‘Uyainah reisde ‘s nachts en verborg zich overdag, totdat hij onverwacht de woestijnregio van Banu Tamim bereikte en hen overviel. De stam vluchtte, en elf mannen, samen met enkele vrouwen en kinderen, werden gevangen genomen en naar Medina gebracht, waar ze ondergebracht werden in het huis van Ramlah bint Harith. Later gaven ze aan mee te willen doen aan een wedstrijd in trots en welsprekendheid, waarbij ze poëzie voordroegen. Uiteindelijk accepteerden zij de Islam. De Heilige Profeet (sa) eerde hen met gulle giften en liet hun vrouwen en kinderen vrij.

De expeditie van Dhuhak bin Sufyan Kalabi was gericht tegen de stam van Banu Kalab om hen uit te nodigen tot de Islam. De stam weigerde echter en begon met vijandelijkheden, waarop ze werden verslagen. Onder de moslims bevond zich Asid bin Asid, die de Islam reeds had aangenomen. Toen zijn vader tijdens de strijd probeerde te vluchten, achtervolgde Asid hem en riep hem op om de Islam te accepteren. Toen zijn vader weigerde, sloeg Asid het paard van zijn vader, waarna een andere man hem doodde. Volgens een overlevering klaagde zijn vader eerder via een brief over Asids ongehoorzaamheid. Met toestemming van de Heilige Profeet (sa) schreef Asid hem een brief terug waarin hij hem uitnodigde tot de Islam. Deze brief raakte zijn vader zo dat hij uiteindelijk moslim werd.

De expeditie van ‘Alqamah bin Mujazaz Mudliji vond plaats met driehonderd man, richting de kust bij Jeddah. Daar hadden zich enkele Abessijnen verzameld met de intentie om Mekka aan te vallen. Toen zij hoorden dat een islamitisch leger naderde, sloegen zij op de vlucht. Hazrat ‘Alqamah trok zelfs het water in tot een nabijgelegen eiland. Hazrat Abu Sa‘id Khudri (ra) vertelt dat sommige deelnemers na afloop van de expeditie vroegtijdig wilden terugkeren, waarvoor toestemming werd gegeven. Hazrat ‘Abdullah bin Hudhafah Sahmi werd aangesteld als hun leider. Hij stond bekend om zijn gevoel voor humor. Onderweg stak hij een vuur aan en vroeg zijn mannen: “Heb ik geen gezag over jullie?” Zij bevestigden dat. Toen zei hij: “Spring dan in dit vuur.” Toen sommigen daadwerkelijk op wilden staan om dit te doen, hield hij hen tegen en zei dat hij slechts een grapje maakte. Na terugkomst in Medina werd dit voorval aan de Heilige Profeet (sa) gemeld, waarop hij zei: “Er is geen gehoorzaamheid in ongehoorzaamheid aan Allah; gehoorzaamheid geldt enkel in wat juist is (ma‘roof).”

Ook wordt er melding gemaakt van Hazrat Ali (ra), die werd gestuurd om een afgod te vernietigen die toebehoorde aan de stam van Tayy, de stam van Hatim al-Tai. Onder de gevangenen bevond zich de dochter van Hatim, terwijl zijn zoon ‘Adi naar Syrië was gevlucht. Hatims dochter verbleef enige tijd in Medina en vroeg de Heilige Profeet (sa) om genade. Uit mededogen schonk hij haar de vrijheid, waarna zij moslima werd. Later reisde zij naar Syrië en spoorde haar broer ‘Adi aan om de Heilige Profeet (sa) te bezoeken. Toen ‘Adi de Heilige Profeet ontmoette en naar zijn boodschap luisterde, omarmde ook hij de Islam. Vervolgens volgde de rest van hun stam. Hazrat ‘Adi (ra) had diepe waardering voor de islamitische leerstellingen.

De Slag bij Tabuk vond plaats in Rajab van het negende jaar na de Hijra en was de laatste veldslag waarbij de Heilige Profeet (sa) persoonlijk aanwezig was. De Koran beschrijft deze periode als “het uur der beproeving.” Het was extreem heet, het terrein zwaar, en de middelen schaars. Er heerste voortdurend angst voor een aanval van de Romeinen en Ghassanis. De directe aanleiding was het nieuws dat de Romeinen troepen aan het verzamelen waren in Syrië. Tijdens deze expeditie kwam ook de hypocrisie van de huichelaars duidelijk aan het licht.

Verdere details zullen, Insha’Allah, later worden besproken.

Aan het einde van de preek vermeldde Huzoor-e-Anwar (aba) dat er vandaag in Rabwah een aanval had plaatsgevonden op Masjid Mahdi. Vijf mensen raakten gewond, van wie twee in kritieke toestand verkeren. Huzoor-e-Anwar (aba) bad:“Moge Allah Zijn genade en bescherming aan hen geven. Moge Hij deze terroristen, wetsovertreders en vijanden van de Jama’at spoedig straffen. Moge Hij de autoriteiten wijsheid schenken en snel duidelijke tekenen van Zijn steun aan de Jama’at laten zien. Ameen.”