KJ-Summary-NL-20241101 KJ-Summary-FR-20241101
KJ-Summary-UR-20241101 KJ-Summary-BN-20241101
Samenvatting vrijdagpreek 1 November 2024
Gegeven door Hazrat Khalifatul Masih V (aba)
In de vorige vrijdagpreek behandelde Huzoor-e-Anwar (aba) de Slag bij Banu Qurayza, waarbij hij meldde dat twee moslims in deze slag het martelaarschap hadden bereikt. Er zijn verschillende verslagen over het aantal slachtoffers onder de Banu Qurayza. Mirza Bashir Ahmad Sahib schrijft dat ongeveer 400 Joden volgens het vonnis van Hazrat Sa’ad (ra) werden terechtgesteld. Later werden zij in een greppel begraven die was gemaakt in een van de huizen. De omstandigheden en historische verslagen uit die tijd wijzen erop dat latere niet-moslimhistorici het aantal Joodse slachtoffers hebben overdreven om haat tegen moslims jegens de Joden te voeden.
Dit vonnis werd uitgesproken door Hazrat Sa’ad (ra) en was passend gezien de omstandigheden van die tijd; het was geen onterechte bestraffing. De Heilige Profeet (sa) had zo’n band met de situatie dat hij dit vonnis uitvoerde binnen zijn staat. Uit historische verslagen blijkt ook dat de Joden geen bezwaar hadden tegen dit vonnis. De Heilige Profeet (sa) toonde zelfs mededogen met de slachtoffers: wie om vergiffenis vroeg, werd vergeven, en hun bezittingen en families werden hen teruggegeven. Niemand werd voor de ogen van een ander gedood.
Na de vestiging van het islamitische bestuur in Medina sloot de Heilige Profeet (sa) een vriendschapsverdrag af met de Joodse leiders, waarbij werd overeengekomen elkaar te steunen tegen externe vijanden. De Banu Qaynuqa waren echter de eersten die dit verdrag verbraken door conflicten uit te lokken en moslimvrouwen te beledigen. Ze werden alleen verbannen om de vrede in Medina te bewaren. De andere Joodse stammen leerden echter niet van dit voorbeeld en later gingen de Banu Nadir tegen de moslims in. Ze probeerden zelfs de Profeet (sa) te vermoorden, en, toen dit ontdekt werd, maakten ze zich klaar voor oorlog. De Banu Qurayza steunden hen in deze strijd. Nadat zij waren verslagen, werden de Banu Qurayza vergeven, terwijl de Banu Nadir werd bevolen Medina te verlaten zonder wapens. Echter, na hun vertrek uit Medina spoorden de Banu Nadir heel Arabië aan tegen de moslims en verzamelden een groot leger om hen aan te vallen. In plaats van van deze gebeurtenissen te leren, braken de Banu Qurayza opnieuw hun verdrag en lanceerden een verrassingsaanval op de moslimvrouwen en -kinderen.
De Banu Qurayza werden niet bestraft voor één specifieke misdaad, maar voor verraad en ondankbaarheid. Ze begingen verraad, verzetten zich en probeerden zelfs te moorden, en dit alles gebeurde in tijden van grote crisis. Gezien de omstandigheden van die tijd zou het opsluiten van de Banu Qurayza in Medina altijd een bedreiging voor de moslims hebben gevormd. Exileren was de andere optie, maar de acties van de Banu Nadir maakten dit onpraktisch, omdat het gelijk stond aan het verder in gevaar brengen van de moslims. Beide opties waren onhaalbaar; daarom was het enige haalbare de beslissing van Hazrat Sa’ad (ra). Hoewel de beslissing van Hazrat Sa’ad (ra) streng was, was deze gerechtvaardigd gezien de omstandigheden, en er was geen alternatief. Zelfs sommige niet-moslimhistorici hebben dit erkend.
De Banu Qurayza waren niet zomaar vijanden; ze waren opstandelingen, en in oorlogstijd is de straf voor rebellie niets minder dan de dood. Als opstandelingen niet de ultieme straf krijgen, valt het bestuurssysteem uiteen, wat op zijn beurt leidt tot verstorende elementen die een ernstige bedreiging voor de openbare orde vormen. In zulke omstandigheden zou genade voor rebellen gelijkstaan aan onderdrukking van de natie en haar vredelievende burgers. Hazrat Sa’ad’s (ra) beslissing was rechtvaardig en in overeenstemming met de wetgeving van die tijd. De Heilige Profeet (sa) kon de gehele stam niet vergeven, aangezien Hazrat Sa’ad (ra) van hem had geëist om het vonnis uit te voeren. Zijn beslissing was in overeenstemming met de wet van Mozes, die de Joden zelf historisch gevolgd hadden. Na deze beslissing werden degenen die om genade vroegen vergeven. Maar het zou zeer gevaarlijk zijn geweest om degenen die geen berouw toonden voor hun misdaden zonder meer vrij te laten.
De onderdrukking die tegenwoordig in Palestina plaatsvindt, is absoluut onrechtvaardig en staat in geen enkel opzicht in verhouding tot enige legitieme omstandigheden, vooral omdat ook vrouwen en kinderen lijden. Toch ligt een deel van de schuld ook bij sommige moslims die, in hun zoektocht naar eigenbelang, het imago van de islam hebben geschaad. Moge Allah hen wijsheid schenken. Ameen.