Bijna alle godsdiensten verwachten de komst van een Messias. De Christenen verwachten de tweede komst van Jezus Christus; de Moslims de Imam Mahdi; de Azteken van Mexico verwachten de terugkomst van Quetzalcoatl; een man met een olijfolie kleurige huid met een witte baard. In de 12e eeuw leefde er op Java een grote ziener, genaamd Djojobojo, die de Nederlandse en Japanse overheersing duidelijk heeft beschreven. Ook hij spreekt van een grote geestelijke koning, die uit het Westen zal komen. De Boeddhisten spreken over de Maitreya, een persoon die eenheid in de wereld zal brengen. Zelfs de Maori in Nieuw Zeeland en de Eskimo’s rondom de Noordpool verwachten de komst van een groot geestelijke leider in de toekomst.
Wanneer al deze personen uit even zovele religies verenigd zijn in één persoon dan kan hij logischerwijs maar uit één godsdienst voort komen, omdat één persoon zich nu eenmaal niet kan splitsen. Voorts is het logisch dat deze ‘Wereldleraar’ moet verschijnen in de jongste grote godsdienst op aarde. Deze nieuwe godsdienst moet dan wel de rechtsopvolger zijn van alle vorige religies. Aan deze gedachte ligt een evolutietheorie ten grondslag. Een evolutieproces dat gaat van goed naar beter en van beter naar best. Als moslim wil ik dan zeggen van Jodendom (goed) naar Christendom (beter) naar Islam (best). Aan het eind van dit betoog wil ik de stelling dat de Islam de rechtsopvolger van het Christendom is, in ieder geval aannemelijk maken. Maar eerst wil ik historisch materiaal gebruiken uit het uitgebreide speurwerk van de heer Masood Khan en dat is gepubliceerd onder de titel ‘The Case of the Missing Messiah’ in de ‘The Review of Religions’ van november 1988. Uit zijn onderzoek is komen vast te staan dat grote delen van het Christendom de tweede komst van de Messias in 1843/1844 verwachtten op grond van hun eigen Bijbelse profetieën. In publicaties uit het verleden valt een nieuw religieus elan te bespeuren; in het bijzonder na 1830. Het verschijnsel van een grote meteoor in 1830 bracht grote vrees en onrust. Een grote lichtkrans om de zon in 1833 gaf nog grotere bezorgdheid, dat de wederkomst van Jezus aanstaande was. Henry James Foreman, autheur van het boek ‘The Story of Prophecy’ vertelt dat Lady Hester Stanhope, een nicht van William Pitt het wereldse Londen vaarwel zei en naar de Libanon vertrok waar zij tussen Arabieren en Droezen ging wonen. Het verhaal vertelt dat zij twee prachtige Arabische schimmels op stal had staan. Eén voor de Messias en één voor haar zelf. Een bekende Joodse bekeerling, Joseph Wolffe voorspelde de wederkomst van Christus in 1847.
Belangrijk is dat de huidige godsdienstwetenschappen toe moeten geven dat de exacte datum van de geboorte van Jezus (a) niet duidelijk vast staat. Het is een geschatte datum, die is vastgesteld op de sterfdag van koning Herodus. De enige betrouwbare bron uit die tijd, de historicus Josephus, heeft vastgesteld dat Herodus stierf in het jaar 8 vóór Christus. Hier is een groot dilemma want koning Herodus was ten tijde van de geboorte van Jezus nog in leven. Er is dus van het begin af aan een fout in de Christelijke tijdrekening van in ieder geval acht à negen jaar geslopen. Zoals ik al zei verwachtten vele christelijke geleerden de wederkomst van de Beloofde Messias rond 1843/1844. Masood Khan noemt Wolff in Azië, Edward Irving in Engeland, Schotlandt Davis in South Carolina (vs); William Miller in Pennsylvania (vs), Leonard Kelberin in Duitsland en nog veel andere op verschillende plaatsen in de wereld. Maar waarom dan 1843/1844?
Het boek Openbaringen in hoofdstuk 11 vers 2 vertelt het volgende:
En zij zullen de heilige stad vertreden, twee en veertig maanden lang.
Het volgende vers herhaalt de profetie, maar in plaats van 42 maanden spreekt het nu over 1260 dagen. Christelijke geleerden zijn het er over eens dat 42 maanden maal 30 dagen uitkomt op 1260 dagen. Vers 2 en vers 3 vertellen dus dezelfde tijdsperiode. Christelijke geleerden zijn het er ook over eens dat bij de studie van de Bijbel wanneer deze een dag noemt eigenlijk een jaar moet worden gelezen. De Bijbel zegt immers zelf in Numeri hoofdstuk 14 vers 34: ‘voor elken dag één jaar’.
Vervolgens zegt de Bijbel in Ezechiël hoofdstuk 4 vers 6: ‘voor elk jaar leg Ik u een dag op’.
Nu waren er drie kalendersystemen bij de geleerden toentertijd bekend; de Joodse kalender; de Christelijke kalender en de Moslimkalender. De niet-joden, die op dat moment Jeruzalem beheersten waren de moslims; immers het Osmaanse rijk heerste over de Palestijnse gebieden en Arabië. De moslims brachten naar voren dat het jaar 1260 van hun tijdrekening correspondeerde met het jaar 1844 van de Christelijke tijdsrekening. De verwachtingen van de Christenen dat 1844 het jaar van de wederkomst van Jezus was, was dus niet zonder grond. Er is echter meer, want de theorie van 1844 was interessant, maar de basis was de islamitische tijdrekening en dat was vanuit christelijk standpunt toch enigszins verdacht.
In Mattheüs hoofdstuk 24 vers 15 verwijst Jezus zelf naar de profeet Daniël. De profeet Daniël heeft een lange tijd voor het herstel van zijn volk in het juiste geloof en de teruggave van het land aan zijn volk gebeden en gevast. De engel Gabriël verscheen in antwoord op zijn gebeden en vertelde:
Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven.
Hieruit blijkt dat Daniël profeteerde dat de periode tussen de tijd van de herbouw van Jeruzalem en het verzegelen van de profetie voor de joden 70 weken in beslag zou nemen. Wanneer we de eerder genoemde regel toepassen dat één dag eigenlijk één jaar betekent, dan zijn 70 weken maal 7 dagen 490 dagen. Kortom 490 jaar na het besluit de tempel te herbouwen zal het profeetschap van de joden worden weggenomen. Het besluit tot herbouw werd in 457 jaar voor Christus genomen (Bron is Ezra, hoofdstuk 7) en 490 jaar verder is het jaar 33 na Christus. Het jaar 33 is het jaar dat Jezus Judea verliet en sindsdien is er geen profeet meer naar de joden gezonden. Kortom de profetie aan de profeet Daniël was bijzonder accuraat.
Nu heeft de profeet Daniël ook de tweede komst van Jezus voorspeld. We lezen in Daniël hoofdstuk 8 vers 13-14:
Toen hoorde ik een heilige spreken, en een andere heilige zei tot dengene die gesproken had: Hoe lang zal dit aangezicht gelden – het dagelijks offer en de ontzettende overtreding, het prijs geven van het heiligdom en het vertrappen van het heir? En hij zeide tot mij: Twee duizend en drie honderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom in rechten staat hersteld worden.
Deze profetie spreekt van 2300 dagen, die dus 2300 jaren worden. 2300 Jaren na het besluit de tempel te herbouwen (weet u nog, het jaar 457 voor Christus). Welnu, 2300 jaren verder brengt ons het jaar 1843. We kunnen nu begrijpen waarom de Christenen 1843/1844 zagen als de wederkomst van Jezus ofwel de wederkomst van de Beloofde Messias.
In de 19e eeuw hebben een aantal personen zich als de Beloofde Messias of profeet voorgesteld. Het waren:
1. De Mahdi van de Sudan. Tenslotte verslagen door de Engelsen werd van zijn schedel een asbak gemaakt en kwam op het bureau van koningin Victoria te staan. Dit deden de Engelsen om aanbidding van het graf te voorkomen en daarmee natuurlijk toekomstige opstanden.
2. Alexander Dowie of Zion. Ohio USA. De smadelijke ondergang van Dowie en de door hem gestichte nederzetting is uitgebreid gedocumenteerd door de Ahmadiyya Beweging in de Islam.
3. Joseph Smith, stichter van sekte der Mormonen.
4. Bahaullah, stichter van het Bahai-geloof. Gefusilleerd door het Perzische bewind.
5. Mirza Ghulam Ahmad van Qadian.
De bewijzen dat de wederkomst van Jezus rondom 1843⁄1844 moest plaats hebben zijn eigenlijk onweerlegbaar. Toch ging de hype na 1844 over en vertellen Christenen heden ten dage dat Jezus nog terug moet komen. Zonder een overweldigend overtuigend bewijs als voor 1843⁄1844 is aangevoerd komt Jezus volgens de één morgen al en volgens een ander over een paar jaar terug enz enz.
Recentelijk is daar nog de gebeurtenis die in Garabandal in Spanje had moeten plaats vinden. De zeer respectabele voormalige topambtenaar, professor Rutten, verwacht de wederkomst van Jezus tussen de jaren 2005 en 2010.
Op 11 april 2001 zou in het Spaanse dorp Garabandal een wonderlijke klaroenstoot door een engel gegeven worden als voorbode van de wederkomst. Het wonder zou groter zijn dan het wonder van Fatimah in Portugal. Honderden mensen gingen er heen, maar er gebeurde niets. Kortom, men weet het niet meer en vertelt maar wat. De wederkomst van Jezus is door de Christenen niet herkend, want hij moest volgens hen in het Christendom verschijnen; het liefst natuurlijk in een kerk in Jeruzalem en voor Katholieken misschien wel in Rome. Dat hij bij de aartsvijand van de Christenen; de moslims zou verschijnen, was in hun doctrine totaal onmogelijk. Er werd immers alles gedaan om in de koloniën de Islam terug te dringen en moslims tot het Christendom te bekeren. En er waren successen te melden. Wilde men vooruit komen in de koloniale besturen dan was christen zijn een voordeel en carrière maken gemakkelijker. Orthodoxe moslims herkenden hem niet want zij hadden weinig of geen kennis van de joodse en christelijke geschriften hoewel de Heilige Koran hen daartoe toch aanspoort. Christenen hadden indertijd moeten inzien dat Islam de rechtsopvolger was van het Christendom. Zoals het Christendom de rechtsopvolger van het Jodendom was.Historisch gezien is dat idee niet vreemd want heel veel delen in de wereld waar nu de Islam heerst, waren vroeger veelal christelijke gebieden. Het is nauwelijks voor te stellen, dat al die landen waar nu de Islam heerst vóór het jaar 600 na Chr. nog bijna allemaal christelijk waren. Noord Afrika, Turkije (Sint Nicolaas komt uit Mira, Turkije), het Midden Oosten: het zat vol met christenen, die uit vrije wil tot de Islam zijn over gegaan. De vroeg christelijke Keltische kerk had zijn gelovigen van Ierland tot in China. Kortom heel veel christenen hebben het licht in de Islam gezien en zijn moslim geworden. De Heilige Koran leert dat de Torah, de Indjil (Bijbel) en de Koran van God komen. Kortom voor ons mensen zijn het verschillende godsdiensten, maar voor God is het steeds dezelfde godsdienst, die hij via profeten aan de mensheid leert. Alleen de mensheid verandert de Goddelijke boodschap steeds waardoor een nieuwe profeet wordt gezonden, die de Oude Wet weer moet bevestigen. Er is dus iets verkeerd gegaan met het Christendom waardoor de heilige profeet Mohammed (s) nodig was om Gods Woord te herstellen.
Het is uiterst moeilijk om zicht te krijgen op de historische persoon Jezus van Nazareth. Door de rol die hij is gaan vervullen binnen de geloofsgemeenschap van de christelijke kerken is er in de loop van de eeuwen veel aan hem toegeschreven waarvan de historiciteit geenszins vaststaat. Aan de hand van de oudste geschriften, zoals het Thomas evangelie, zijn er wel een paar ontwikkelingen binnen de Jezusbeelden in de eerste eeuw van onze jaartelling te schetsen. In de oudste bronnen waarover we beschikken, Q1 en de oudste lagen van het Thomas evangelie, zien we Jezus beschreven als een wijsheidsleraar, de Rabbi van Nazareth. Er was nog geen sprake van een ‘zoon van God’ beeld. De tekstfragmenten die bij dit beeld horen zijn de parabels over het Koninkrijk en de zaligsprekingen. De Jezus, die hierin naar voren komt is een figuur zoals er in het toenmalige Jodendom meer optraden, zoals Johannes de Doper. Dit Jezusbeeld overheerste gedurende de eerste decennia na Jezus dood tot ongeveer het jaar 50, maar bleef ook later bij bepaalde groepen Christenen voortbestaan.
In een volgend stadium gaan bepaalde groeperingen Jezus zien als een bijzondere profeet, de persoon die de eindtijd inluidt en dan ook zeer spoedig zal terug keren. De titel die hierbij behoort, is die van de Mensenzoon. Jezus wordt nu gezien als de komende wereldrechter. Er bestaat in deze visie nog geen verheerlijking van het lijden: het is het normale lot van een profeet. En de aanduiding ‘Gods Zoon’ betekent nog zoals gebruikelijk bij de joden iemand, die getrouw is aan de Wet. We vinden deze visie terug bij de vroege Paulus, in Q2 en bij Marcus. Het is een Jezusbeeld dat opkomt vanaf de vroege jaren 50. Vooral in de jaren 60-70, een tijd van vreselijke vervolgingen van de Christenen door de Romeinen (o.a. keizer Nero). In deze onzekere tijden klampen veel christenen zich aan dit beeld vast. Bij de verbreiding van het Christendom gaat steeds nadrukkelijker de invloed van het Hellenisme een rol spelen. Met Hellenisme verstaan we in het algemeen de vermenging van de Griekse en Oosterse beschavingen na Alexander de Grote. Het Hellenisme heeft een enorme invloed gehad in de toenmalige beschaafde wereld. Er slippen kortom heidense elementen in de Christelijke gemeenschappen. Beelden uit die culturele context worden op Jezus geprojecteerd. ‘Zoon van God’ (Asklepios), maagdelijke geboorte, wonderverhalen, ze kennen allemaal hun parallellen in de Griekse cultuur. We vinden deze invloeden in alle canonieke evangeliën terug. In latere apocriefe geschriften is dit Jezusbeeld steeds sterker vertegenwoordigd. Na de jaren 50 wordt deze invloed merkbaar en door verschillende christelijke groeperingen geïntegreerd in hun visie op Jezus.
De laatste grote ontwikkeling in de visie op Jezus wordt vooral door Paulus in gang gezet en vinden we vervolgens bij de vier canonieke evangelisten terug: de verrijzenistheologie. Paulus was van huis uit Farizeeër en die stroming verwachtte de Messias die de troon van David zou bezetten en die uit de dood zou verrijzen. Ten aanzien van Jezus verwacht Paulus eerst nog een snelle wederkomst, maar als die uitblijft, gaat hij verkondigen dat de wederkomst al geweest is: de verrijzenis. Vanaf dat moment identificeert Paulus Jezus met de gezalfde eindtijdprofeet. Nu ontstaat de term Jezus Christus. Vanaf ongeveer 60 doet deze visie op Jezus zijn intrede in het christendom. Naast deze gegevens die we ontlenen aan de bronnen waarover we beschikken, kunnen we trachten ons een beeld te vormen van de streek waar en tijd waarin Jezus leefde. Galilea kende een overwegende Grieks-Hellenistisch en Joods leefmilieu en hierbinnen moet Jezus opgegroeid zijn. In de nabijheid van Nazareth, op ongeveer 5 kilometer afstand, bevond zich de toenmalige hoofdstad van Galilea, Sepphoris. Deze stad werd in 5 v. Chr. verwoest en tijdens de jeugdjaren van Jezus weer opgebouwd. Hierbij moet zeker melding gemaakt worden van de Hellenistisch geschoolde joodse filosoof Philo van Alexandrië, die in Jezus’ tijd een grote invloed had in joodse intellectuele kringen.
Wat ik met dit overzicht wil aangeven is dat de eerste christenen in de zekerheid leefden, dat Jezus een menselijke natuur had. Van een Goddelijke natuur en een drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest was nog geen sprake. Dit zijn Hellenistische insluipingen uit latere tijden. In het concilie van Nicea in 325 verloren de volgelingen van Arius, de Arianen, die nog enigszins in een menselijke natuur van Jezus geloofden. Arius werd uit het priesterambt gestoten en bovendien geëxcommuniceerd. Zijn volgelingen werden vrijwel uitgeroeid. Het arianisme verloor in het Byzantijnse Rijk zijn bestaansrecht, maar handhaafde zich nog een tijdje onder de Germaanse stammen der Goten, Vandalen en Longobarden. De laatsten hielden er het langst aan vast. Hun overgang naar het katholicisme was pas in het jaar 660 voltooid.
Bij het concilie van Constantinopel in 381 werd de drie-eenheid dogmatisch vastgelegd. Het Christendom was een verkeerde heidense, Hellenistische weg ingeslagen en beantwoorde niet meer aan Gods Wil. Wij zien dan ook met de komst van de Heilige Profeet Mohammed (s) dat deze Goddelijke Wil wordt hersteld. De Islam neemt immers duidelijk afstand van het ”zoon van God”-idee en wijst de drie-eenheid als verkapt polytheïsme af.
Bij het voorbereiden van deze spreekbeurt kwam ik stukken uit de Bijbel tegen die zo duidelijk naar Eén God verwijzen dat ik niet begrijp hoe christenen ooit op dit idee zijn gekomen. In Deuteronomium, hoofdstuk 4 vers 34 dat over de profeet Mozes handelt en er staat geschreven:
Gij hebt het te zien gekregen, opdat gij zoudt weten, dat de Here de enige God is, er is geen ander behalve Hij.
Men mag geen beeltenissen maken om te aanbidden. Als Jezus een soort god is, waarom zijn er dan steeds kruisbeelden met zijn beeltenis, die in vooral RK kerken worden aanbeden? Deuteronomium, hoofdstuk 6, vers 4: Hoor Israël:
de Here is onze God; de Here is één!
Het is alsof men het hoofdstuk Al-Ikhlâs uit de Heilige Koran leest. De Bijbel heeft het niet over drie maar over één God. Veel profetieën in de Bijbel wijzen volgens de christenen op de komst van Jezus of op de tweede komst van Jezus. Een belangrijk vers uit de Bijbel is Deuteronomium, hoofdstuk 18 vers 18 en 19. Dit stuk Bijbeltekst past perfect op de komst van de Heilige Profeet Mohammed (s) en veel slechter op Jezus of een wederkomst van Jezus.
Kortom, door heidense invloeden is in het Christendom de Heilige Eenheid van God zelf aangetast; een Goddelijke correctie was nodig en dit is de Islam. De wederkomst van Jezus dient derhalve in de Islam plaats te hebben en de Messias is derhalve automatisch een moslim.
Door de vergoddelijking van Jezus is er vaak sprake van miscommunicatie met christenen wanneer moslims met hen over de wederkomst van de Messias spreken. Christenen zien Jezus als ‘Zoon van God’ en derhalve moet dus de Messias ook automatisch de ‘Zoon van God’ zijn. De Islam ziet de persoon Jezus als een profeet van God en wordt daarom door moslims gerespecteerd. Maar daarnaast wordt Jezus als een gewone sterveling beschouwd. De Messias, de wederkomst van Jezus, is in deze visie dan ook een gewone sterveling. En omdat geen sterveling uit de dood terug komt is de Messias een andere persoon, die echter zo op de profeet Jezus lijkt, dat hij daarmee symbolisch mee wordt vereenzelvigd. Ik begon mijn betoog met de verwachting van de Christenheid dat de wederkomst van Jezus rond 1843⁄1844 moest plaats vinden en dat er hoogst waarschijnlijk een fout van maximaal negen jaar in de christelijke jaartelling zit.
Hazrat Mirza Ghulam Ahmad (a) werd in 1835 in het dorp Qadian in Brits-Indië geboren. Kortom, rondom 1843⁄1844 en dus binnen de foutmarge van de christelijke jaartelling. Hij vertelde de imam Mahdi binnen de Islam te zijn en de Beloofde Messias van het Christendom. De Ahmadiyya Gemeenschap die hij begon telt nu miljoenen leden. Van de anderen, die in die tijd aanspraak maakten de wederkomst van Jezus of de imam Mahdi te zijn bestaan geen volgelingen, de Mormonen daargelaten. De kerken in het Westen zijn leeg, worden afgebroken, worden theaters of krijgen andere wereldse doelen. Het aantal christenen vermindert dagelijks. Blijkbaar is men het wachten op de wederkomst van Jezus moe; men gelooft er niet meer in. Ook de kleine groep overgebleven Christenen die Jezus spoedig zien terug komen. En er zal ook niets meer gebeuren, want de Beloofde Messias is reeds gekomen. Geen vers van de Heilige Koran is in dit betoog gebruikt, maar is geheel gebaseerd op de profetieën uit de Bijbel. Daarom wil ik beëindigen met nog een Bijbelse uitspraak. De Beloofde Messias is gekomen in 1835, als een dief in de nacht.